ECLI:NL:RBROT:2021:96
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Recht op AOW-compensatie na vaststellingsovereenkomst in ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 januari 2021 uitspraak gedaan in een ambtenarenzaak betreffende de rechtmatigheid van de afwijzing van een aanvraag voor AOW-compensatie door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Eiser, die van 1 juli 1990 tot 1 mei 2015 in dienst was als Districtscommandant bij de brandweer, had op 30 mei 2018 AOW-compensatie aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 9 augustus 2018 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 13 februari 2019 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde.
De rechtbank overwoog dat de afwijzing van de AOW-compensatie was gebaseerd op een vaststellingsovereenkomst (VSO) die op 22 december 2010 was gesloten. In deze overeenkomst werd finale kwijting verleend, wat volgens verweerder betekende dat eiser geen recht had op AOW-compensatie. Eiser betwistte dit en voerde aan dat de VSO niet uitsloot dat hij recht had op AOW-compensatie. De rechtbank stelde vast dat de VSO was bedoeld om rechtszekerheid te creëren en dat de AOW-compensatie niet was opgenomen in de VSO. Bovendien voldeed eiser niet aan de voorwaarden voor AOW-compensatie zoals vastgelegd in het Besluit bezwarende functies (BBF).
De rechtbank concludeerde dat de VSO uitsluit dat eiser een beroep kan doen op de AOW-compensatie en dat hij ook om andere redenen niet voor compensatie in aanmerking kwam. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.