ECLI:NL:GHSHE:2014:645

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
20-003467-12 OWV
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie (OM) tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van het telen van hennep. Het OM had gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van EUR 19.994,87 aan de Staat zou betalen, ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, waarin deze verplichting was opgelegd.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het eerdere vonnis vroeg. De verdediging heeft echter betoogd dat het vonnis vernietigd moest worden, omdat het hof zich daar niet mee kon verenigen. Het hof heeft de zaak grondig onderzocht, waarbij het heeft gekeken naar de visuele waarnemingen van opsporingsambtenaren en de verklaringen van de veroordeelde. Het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de aanname dat de veroordeelde financieel voordeel had behaald uit een eerdere oogst van hennep.

Het hof heeft vastgesteld dat de kwekerij van de veroordeelde niet langer dan vier weken in bedrijf was geweest en dat de aanwezige apparatuur tweedehands was. De vordering van het OM werd afgewezen, omdat het hof niet overtuigd was van het bestaan van een eerdere oogst en dus ook niet van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de ontnemingsvordering afgewezen, waarmee het recht deed aan de argumenten van de verdediging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003467-12 OWV
Uitspraak : 5 februari 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht van 3 oktober 2012 op de vordering ex artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-129255-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [1970],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is aan de veroordeelde de verplichting opgelegd om een bedrag van EUR 19.994,87 aan de Staat te betalen ter ontneming van het op datzelfde bedrag geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de veroordeelde naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof de beslissing van de eerste rechter zal bevestigen.
De verdediging heeft betoogd dat:
  • primair de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen;
  • subsidiair de aan een wederrechtelijk voordeel te koppelen betalingsverplichting gelijkelijk dient te worden verdeeld over veroordeelde en de medepleger van de aan de vordering ten grondslag liggende feiten.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
De beoordeling
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 5 februari 2014 (parketnummer 20-003468-12) ter zake van het medeplegen van het op 12 april 2012 opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot straf.
Bovenstaand feit ziet erop dat veroordeelde zich op de in het arrest genoemde datum bezig hield met het telen van hennep. De voorliggende vordering is gestoeld op de aanname dat veroordeelde uit een eerder gerealiseerde oogst financieel voordeel heeft behaald.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken van het navolgende:
  • dat in de kweekruimte sprake was van kalkafzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten;
  • dat het filterdoek van de koolstoffilters was vervuild;
  • dat sprake was van stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen en op het rotorblad van een ventilator;
  • dat in de plantenpotten potgrond aanwezig was waarin zich wortelresten bevonden;
  • dat in de woning diverse lege kannen en flessen aangetroffen waarin groei- en meststoffen hebben gezeten.
Het hof is van oordeel dat die, op slechts visuele waarnemingen van een opsporings-ambtenaar gebaseerde, vaststellingen noch afzonderlijk noch in onderlinge samenhang bezien, aannemelijk maken dat er in de betreffende hennepkwekerij sprake is geweest van een eerdere oogst.
Het hof hecht geloof aan de verklaring van veroordeelde dat de in zijn woning aangetroffen kwekerij niet langer dan 4 weken in bedrijf is geweest en dat de in de kwekerij aanwezige apparatuur en overige attributen tweedehands waren aangeschaft. Er zijn uit het onderzoek ter terechtzitting geen althans onvoldoende doorslaggevende aanwijzingen van het tegendeel gebleken.
De vordering wordt afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van geschat wederrechtelijk verkregen voordeel af.
Aldus gewezen door
mr. J.W. de Ruijter, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. E.N. van der Spoel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Biljard, griffier,
en op 5 februari 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.J.M. van Gink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.