In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een café-eigenaar en de burgemeester van Vlaardingen. De burgemeester had op 28 januari 2019 een bestuurlijke boete van € 1.360,- opgelegd aan de eiser wegens overtreding van artikel 20, eerste lid, van de Drank- en Horecawet (DHW). Dit besluit volgde op een controle op 30 november 2018, waarbij controle-ambtenaren constateerden dat een 16-jarige jongen in het café van eiser een biertje consumeerde. Eiser voerde aan dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de verstrekking van alcohol aan de minderjarige, omdat deze er ouder uitzag en zijn meerderjarige broer het biertje voor hem had besteld. De rechtbank oordeelde echter dat eiser onvoldoende maatregelen had genomen om te voorkomen dat minderjarigen alcohol konden verkrijgen. De rechtbank benadrukte dat op eiser een extra verantwoordelijkheid rustte, gezien de toegankelijkheid van het café voor minderjarigen. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser en verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de boete in stand bleef. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde boete niet onredelijk was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een lagere boete rechtvaardigden.