ECLI:NL:RBROT:2021:7936

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
10/287552-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake oplichting en verkoop van imitatiekleding

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere oplichtingen door de verkoop van imitatiekleding via een webshop. De verdachte heeft in de periode van 15 november 2018 tot en met 31 december 2018, door middel van een valse hoedanigheid en listige kunstgrepen, klanten bewogen tot het aangaan van koopovereenkomsten voor merkkleding, terwijl hij in werkelijkheid imitatiekleding verkocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op een geraffineerde manier heeft voorgedaan als een bonafide verkoper, waarbij hij gebruik maakte van een professioneel ogende website en valse bevestigingen gaf aan klanten dat het om echte merkkleding ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal 20 personen voor een bedrag van ruim € 6.800,- heeft opgelicht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en een schadevergoeding toegewezen aan verschillende slachtoffers, waarbij de verdachte verplicht werd om de schade te vergoeden. De rechtbank heeft de vorderingen van enkele benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren of geen rechtstreeks verband hielden met de bewezen feiten. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partijen te vergoeden, en heeft de maatregel tot schadevergoeding opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/287552-19
Datum uitspraak: 20 juli 2021
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadslieden mrs. P.R. Hogerbrugge en T.S.G. Joemman, beiden advocaat te Vlaardingen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest met een proeftijd van 2 jaar;

4..Bewijswaardering

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat meerdere aangiften in het dossier niet met stukken zijn onderbouwd, waardoor niet vastgesteld kan worden of het artikel geretourneerd is, en zo ja welk artikel dit betreft en in welke conditie het is teruggezonden, of dat cliënten geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om het product te retourneren. Evenmin is onderzocht in welke gevallen het bedrijf [naam webwinkel] conform de algemene retourvoorwaarden van het bedrijf het aankoopbedrag heeft terugbetaald, zodat de verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs (in elk geval grotendeels) dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover dit ziet op de aangevers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] .
Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat de aangetroffen kleding voor privégebruik diende en dat dit scenario - gelet op de relatief beperkte hoeveelheid kleding en de wijze waarop deze is aangetroffen - niet zonder meer onaannemelijk is. De verdachte dient daarom ook van dit feit te worden vrijgesproken.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte heeft in de tenlastegelegde periode via de webshop ‘ [naam webshop] ’ merkkleding te koop aangeboden, waaronder kleding die in de aanbieding was. De onder feit 1 en 2 genoemde aangevers hebben - in meerdere gevallen nadat hen desgevraagd door het bedrijf was bevestigd dat het echte merkkleding betrof - een bestelling geplaatst bij de webshop en hebben daarvoor online betaald. Het aankoopbedrag is steeds door tussenkomst van de betaaldienstverlener Sisow op een bij de verdachte in gebruik zijnde bankrekening overgemaakt. Vervolgens ontvingen de aangevers niet de merkkleding die zij hadden besteld, maar imitatiekleding en in een enkel geval zelfs helemaal niets.
Diverse aangevers zijn na retourzending van de geleverde imitatieproducten door de verdachte gesommeerd tot een bijbetaling (te weten: de nieuwprijs van het ontvangen product minus het reeds betaalde bedrag), omdat de geretourneerde producten niet in ongebruikte staat retour zouden zijn ontvangen. De betreffende aangevers hebben aan die sommatie geen gehoor gegeven.
Ten slotte stelt de rechtbank vast dat in het souterrain van de woning van de verdachte een aanmerkelijke hoeveelheid kleding is aangetroffen, die bij nader onderzoek is aangemerkt als imitatiekleding.
Feit 1 (oplichting, bewegen tot aangaan koopovereenkomst en voldoen koopprijs)
Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde oplichting of poging daartoe is onder meer vereist dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van één of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aangeduide oplichtingsmiddelen. Bij het aannemen van een valse hoedanigheid gaat het er in de kern om dat het handelen van een verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de ‘persoon’ van de verdachte, dan wel tot zijn hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken. Bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels gaat het in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij een ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. Bij listige kunstgrepen gaat het in de kern om meer dan een enkele misleidende feitelijke handeling die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven kan roepen. De hiervoor bedoelde oplichtingsmiddelen hebben niet altijd betrekking op gedragingen die scherp van elkaar te onderscheiden zijn. Er kan sprake zijn van onderlinge samenhang en overlap.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een gedragspatroon heeft laten zien waaruit een criminele intentie en een tevoren bedachte werkwijze spreekt en overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft willens en wetens een onjuiste voorstelling van zaken gegeven door zich op zijn (professioneel ogende) website [naam website] voor te doen als bonafide verkoper van merkkleding, daarbij foto’s te plaatsen van echte merkkleding en deze kleding gedeeltelijk tegen scherpe prijzen aan te bieden en voor het overige gebruikelijke marktprijzen te hanteren. Bij meerdere aangevers heeft hij daarnaast via gefingeerde medewerkers van zijn (eenmans)bedrijf ook nog bevestigd dat het echte merkkleding betrof.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte evenwel enkel imitatiekleding heeft geleverd en dat ook in zijn woning een grote hoeveelheid imitatiekleding is aangetroffen. Uit voornoemde omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte nooit de intentie heeft gehad om de aangevers hetgeen te leveren wat hij hen aanbood.
Gebruikmakend van het algemene vertrouwen dat mensen hebben in webwinkels, zeker wanneer die gebruik maken van een betaaldienst als Sisow, heeft de verdachte bij de kopers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen om daarvan misbruik te kunnen maken, namelijk door de aangevers te bewegen tot het doen van een aankoop in zijn webshop en vervolgens tot betaling van de koopprijs over te gaan. Door vervolgens zijn site uit de lucht te halen, terwijl het voor de afnemers geheel niet was na te gaan wie er achter die site zat, maakte hij het hen vervolgens onmogelijk om hun het geld terug te krijgen. Uiteindelijk heeft de politie via onderzoek en het vorderen van gegevens bij Sisow kunnen achterhalen dat het de verdachte was die achter de site zat.
Door de politie geconfronteerd met een groot aantal aangiftes en meldingen van oplichting - met een vergelijkbare modus operandi in een tijdbestek van slechts enkele weken - via de genoemde website, heeft de verdachte zich grotendeels beroepen op zijn zwijgrecht. Over de door de aangevers ontvangen imitatiekleding heeft de verdachte evenmin willen verklaren. Dat de verdachte daadwerkelijk (ook) merkkleding verkocht is bij het onderzoek niet gebleken. De rechtbank hecht daarom geen geloof aan de ontkennende verklaring van de verdachte en acht bewezen dat hij de bewezen oplichtingshandelingen opzettelijk heeft gepleegd.
De verdediging heeft ter terechtzitting nog aangevoerd dat de verdachte, nadat is gebleken dat door enkele cliënten het verkeerde product werd ontvangen, hen het aankoopbedrag volgens de geldende retourvoorwaarden heeft terugbetaald. Dat de verdachte de aangevers het aankoopbedrag (volledig) zou hebben terugbetaald, is (m.u.v. aangever [naam slachtoffer 3] ) in tegenspraak met de bewijsmiddelen en is door hem ook niet nader geconcretiseerd noch onderbouwd. Het gegeven dat de verdachte enkele andere cliënten het aankoopbedrag heeft terugbetaald, doet aan een bewezenverklaring voor dit feit niet af. Bovendien is de oplichting reeds voltooid op het moment dat is bewogen tot afgifte van het geldbedrag.
De handelingen/gedragingen van verdachte in onderling verband en samenhang beschouwd zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als het aannemen van een valse hoedanigheid, een samenweefsel van verdichtsels en/of listige kunstgrepen.
De oplichting zoals ten laste gelegd, kan dan ook bewezen worden verklaard.
Feit 2 (poging oplichting, bewegen tot afgifte van een aanvullend geldbedrag)
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat een aantal klanten dat het niet bestelde, maar wel geleverd gekregen imitatieproduct aan de verdachte terugstuurde, vervolgens een e-mail van de verdachte ontving dat het product niet in goede staat was geretourneerd en dat er om die reden een aanvullend bedrag moest worden betaald. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte op deze wijze getracht heeft de reeds door hem opgelichte klanten te doen geloven dat zij hem (nog meer) geld verschuldigd waren.
De bewering van de verdediging dat de verdachte bij de uitoefening van zijn bedrijf heeft gehandeld volgens de daarbij gebruikelijke spelregels wordt terzijde geschoven, nu het geen gebruikelijke bedrijfsuitoefening is om ongewenste imitatieproducten te leveren. Het retourneren daarvan kan dan ook geen verplichting zijn, laat staan dat hieruit de verplichting tot bijbetaling kan ontstaan als ware het originele producten (nog daargelaten de vraag of die goederen überhaupt wel in een andere staat door hem zijn ontvangen).
Ten aanzien van aangever [naam slachtoffer 4] stelt de rechtbank vast dat zij bij het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting (LMIO) melding heeft gemaakt van oplichting en poging tot oplichting door het bedrijf [naam webwinkel] . Het dossier bevat echter geen aangifte van deze melding. De oplichting van [naam slachtoffer 4] valt onder de gewijzigde tenlastelegging niet langer (ook) onder feit 1. Anders dan de verdediging is de rechtbank echter van oordeel dat ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde poging tot oplichting van [naam slachtoffer 4] voldoende wettig en overtuigend bewijs beschikbaar is. In dit verband heeft de rechtbank acht geslagen op de stukken die door de aangeefster bij zijn vordering benadeelde partij zijn gevoegd en die, gelet op hetgeen door de Hoge Raad is overwogen in ECLI:NL:HR:2019:91, als bewijsmiddel kunnen dienen.
De poging oplichting zoals ten laste gelegd, kan dan ook bewezen worden verklaard.
Feit 3 (afleveren en voorhanden hebben imitatiekleding)
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte imitatiekleding heeft afgeleverd. De verdachte heeft dergelijke kleding ook in voorraad gehad in het souterrain van zijn woning. Deze kledingstukken, die waren voorzien van labels en prijskaartjes, zijn op basis van een steekproef aangemerkt als imitatiekleding, deels van hetzelfde merk als werd ontvangen door enkele aangevers. Dat het hierbij zou gaan om kleding voor eigen gebruik acht de rechtbank op basis van de geschetste feiten en omstandigheden niet aannemelijk.
Het tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard.
4.3.
Conclusie
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 15 november 2018 tot en met 31
december 2018 te Ridderkerk en/of Capelle aan den IJssel, meermalen
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/ of een valse hoedanigheid
en/ of door listige kunstgrepen en/ of door een samenweefsel van
verdichtsels,
- [naam slachtoffer 5]
- [naam slachtoffer 6]
- [naam slachtoffer 7]
- [naam slachtoffer 8]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het aangaan van een schuld, te weten
een geldbedrag ter zake voldoening van de koopprijs van merkkleding
en het aangaan van een koopovereenkomst met de webwinkel [naam webwinkel] ,
door
  • zich voor te doen als bonafide verkoper ;
  • daartoe de website te beheren van [naam website] ;
  • op die website en/ of in correspondentie verwijzingen te zetten
naar een klantenserviceteam en/of toeleveranciers en/of retourafdelingen/of de indruk te wekken dat er meerdere personen werkzaam
waren bij [naam webwinkel] ;
  • betalingen van producten via Ideal via een gerenommeerde betaaldienstverlener Stichting Sisow aan te bieden;
  • op genoemde website diverse merkkleding te koop aan te bieden;
  • op genoemde website niets te vermelden over de verkoop van
imitatiekleding welke kleding vervolgens
is geleverd aan genoemde personen;
- in correspondentie met genoemde personen desgevraagd hen te
verzekeren dat [naam webwinkel] alleen originele merkkleding verkoopt;
- in correspondentie met genoemde personen desgevraagd aan te
geven dat [naam webwinkel] de producten goedkoop kan verkopen doordat het eindejaarsmarketingbudget
- werd gebruikt om kortingen te geven en in whatsapp chatgesprekken met genoemde personen een andere
naam dan die van hem, verdachte, te noemen, te weten: U chat met
[valse naam 1 verdachte] en/of U chat met [valse naam 2 verdachte] en/of U chat met [valse naam 3 verdachte] en/of U
chat met [valse naam 4 verdachte] en/of U chat met [valse naam 5 verdachte] .
en
- [naam slachtoffer 9]
- [naam slachtoffer 10]
- [naam slachtoffer 1]
- [naam slachtoffer 11]
- [naam slachtoffer 12]
- [naam slachtoffer 13]
- [naam slachtoffer 14]
- [naam slachtoffer 15]
- [naam slachtoffer 3]
- [naam slachtoffer 16]
- [naam slachtoffer 2]
- [naam slachtoffer 17]
- [naam slachtoffer 18]
- [naam slachtoffer 19]
- [naam slachtoffer 20]
- [naam slachtoffer 21]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het aangaan van een schuld,
te weten een geldbedrag ter zake voldoening van de koopprijs van merkkleding
en het aangaan van een koopovereenkomst met de webwinkel
[naam webwinkel] , door
-zich voor te doen als bonafide verkoper ;
- daartoe de website te beheren van [naam website] ;
- op die website verwijzingen te zetten
naar een klantenserviceteam en/of toeleveranciers en/of retourafdeling
en/ of de indruk te wekken dat er meerdere personen werkzaam waren bij [naam webwinkel] ;
  • betalingen van producten via Ideal via een gerenommeerde betaaldienstverlener Stichting Sisow aan te bieden;
  • op genoemde website diverse merkkleding te koop aan te bieden;
  • op genoemde website niets te vermelden over de verkoop van
imitatiekleding welke kleding vervolgens is geleverd aan genoemde personen;
2
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2018 tot en met 31
december 2018 te Ridderkerk,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het
oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam slachtoffer 9] € 110
- [naam slachtoffer 8]
- [naam slachtoffer 14] (€ 180,05)
- [naam slachtoffer 15] € 705,05 en € 674
- [naam slachtoffer 2] € 325,10
- [naam slachtoffer 4] - [naam slachtoffer 17] € 180
- [naam slachtoffer 19] € 600
- [naam slachtoffer 20] € 705
te bewegen tot de afgifte van enig goed en het aangaan van een schuld, te weten
een aanvullend geldbedrag over te maken op de rekening van het bedrijf [naam webwinkel]
aan genoemde personen
- via de webwinkel [naam webwinkel] merkkleding heeft verkocht
en
-vervolgens imitatiekleding van een ander
merk en/ of ander type aan genoemde personen heeft geleverd en/ of
vervolgens) de geleverde imitatiekleding via een retourzending, terug heeft genomen van genoemde personen
en
- vervolgens aan genoemde personen een e-mail heeft gestuurd
met daarin -zakelijk weergegeven- de mededeling dat de aangevers de
genoemde geldbedragen bij moesten betalen omdat de producten die zij
retour hadden gezonden waren gebruikt en dat
genoemde [naam slachtoffer 15] een geldbedrag van € 674,- diende te voldoen indien
hij het product niet retour zou sturen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij in de periode van 15 november 2018 tot en met 20
november 2019 te Capelle aan den IJssel en/of Ridderkerk, opzettelijk
a. valse merken, en/ of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht
had,
en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van
een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met
een geringe afwijking, was nagebootst,
heeft afgeleverd, en/ of in voorraad gehad,
terwijl verdachte het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. oplichting, meermalen gepleegd
2. poging tot oplichting, meermalen gepleegd
3. opzettelijk verkopen, te koop aanbieden, afleveren en in voorraad hebben van:
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken en
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft en
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, terwijl hij het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich in een periode van enkele weken op een geraffineerde manier schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen door de verkoop van imitatieproducten als merkkleding. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd reeds door hem opgelichte, goedgelovige kopers nog meer geld afhandig te maken door een bijbetaling te vorderen voor de door hen geretourneerde (imitatie)producten.
De verdachte heeft op deze manier zeker 20 personen voor in totaal ruim € 6.800.- opgelicht en daarmee gezorgd voor financiële schade en overlast voor deze mensen. Het was hem er kennelijk om te doen op een snelle en makkelijke manier aan geld te komen, zonder zich daarbij te bekommeren om de gevolgen voor de gedupeerden. Hij heeft daarbij inbreuk gemaakt op het vertrouwen van deze gedupeerden in het handelsverkeer via internet.
Door het te koop aanbieden, verkopen, afleveren en in voorraad hebben van valse merkgoederen, heeft de verdachte ook inbreuk gemaakt op de reputatie, de exclusiviteit en de werfkracht van de aangeboden merkartikelen en het vermogensbelang dat gemoeid is met de verspreiding van inferieure waar. De rechtbank rekent hem deze handelingen aan.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Bij het bepalen van de straf is aansluiting gezocht bij de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken door rechtbanken eerder zijn opgelegd. Ten aanzien van de onderhavige feiten neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat sprake is van een groot aantal gedupeerden en dat de verdachte ook na de bewezenverklaarde gevallen van oplichting meerdere pogingen heeft gedaan om de aangevers (nogmaals) geld afhandig te maken. De verdachte heeft daarbij op geen enkele wijze verantwoording afgelegd of berouw getoond voor zijn handelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Gelet hierop, en op de ouderdom van de onder 1 en 2 bewezen feiten, zal de rechtbank afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan zal aan de verdachte een taakstraf worden opgelegd, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich met de volgende vorderingen in het geding gevoegd:
Feit
Naam
materieel
immaterieel
proceskosten
Reeds vergoed
1
[naam slachtoffer 9]
€ 339,00
€ 1.500,00
1
[naam slachtoffer 5]
€ 339,95
€ 339,95
1
[naam slachtoffer 8]
€ 639,90
€ 5.000,00
1
[naam slachtoffer 1]
€ 3.450,00
1
[naam slachtoffer 11]
€ 247,50
€ 500,00
1
[naam slachtoffer 12]
€ 339,95
€ 469,20
1
[naam slachtoffer 13]
€ 399,75
€ 225,00
1
[naam slachtoffer 15]
€ 339,95
1
[naam slachtoffer 16]
*
1
[naam slachtoffer 17]
€ 500,00
€ 200,00
€ 70,00
1
[naam slachtoffer 19]
€ 425,00
€ 100,00
1
[naam slachtoffer 21]
€ 339,95
€ 60,00
1
[naam slachtoffer 7]
€ 339,95
2
[naam slachtoffer 4]
€ 339,95
[naam slachtoffer 22]
€ 1.234,95
€ 5.000,00
[naam slachtoffer 23]
€ 349,00
* In het voegingsformulier van benadeelde partij [naam slachtoffer 16] is bij het strafbare feit omschreven dat zij € 250 heeft betaald voor een jas die niet geleverd is, maar is verder geen schadebedrag ingevuld, zodat de rechtbank het ervoor houdt dat er geen vordering is ingediend.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De door de benadeelde partijen gevorderde materiële schade kan worden toegewezen, voor zover het de aan de verdachte betaalde kooprijs betreft, inclusief de gevorderde wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit geldt ook voor de benadeelde partijen die niet op de gewijzigde tenlastelegging staan, omdat er sprake is van een rechtstreeks verband tussen vorderingen en de betreffende feiten. De overige gevorderde materiële schade en de gevorderde immateriële schade dienen te worden afgewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De vorderingen, die betrekking hebben op immateriële schade, dienen te worden afgewezen.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 9] is overleden. Omdat onduidelijk is of de vordering wordt gehandhaafd door de nabestaanden en wie eventueel gemachtigd is om namens [naam slachtoffer 9] op te treden, wordt verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 22] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, omdat haar naam niet voorkomt op de tenlastelegging. Daardoor kan niet worden vastgesteld of er sprake is van rechtstreekse schade.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 16] heeft geen schadebedrag ingevuld op de vordering, zodat niet-ontvankelijkheid dient te volgen.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 4] heeft een vordering ingediend voor de onder 2 tenlastegelegde poging tot oplichting. Omdat er geen rechtstreeks verband kan worden vastgesteld tussen deze poging en de gevorderde schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partijen [naam slachtoffer 17] , [naam slachtoffer 23] , [naam slachtoffer 21] en [naam slachtoffer 7] dienen niet ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering, omdat deze vorderingen niet zijn onderbouwd.
Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Ontvankelijkheid benadeelde [naam slachtoffer 9]
Door de benadeelde partij [naam slachtoffer 9] is een vordering ingediend. Volgens een mededeling van het Openbaar Ministerie is de heer [naam slachtoffer 9] overleden. Het strafgeding voorziet niet in de mogelijkheid dat in geval van overlijden van de benadeelde partij de erfgenaam zich in het geding voegt en de (proces)positie van de benadeelde partij overneemt. Dit betekent dat -anders dan door de raadsman is gesteld - ook indien degene die zich op de voet van artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) als benadeelde partij in het strafgeding heeft gevoegd is overleden, de rechter ingevolge art. 361, vierde lid, Sv dient te beslissen op diens vordering. De vordering is derhalve ontvankelijk.
Niet-ontvankelijkheid benadeelden [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 22] en [naam slachtoffer 23]
De benadeelde partij [naam slachtoffer 4] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat dit feit niet (langer) aan de verdachte ten laste is gelegd.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de gevorderde schade volgens het schadeformulier al vergoed is.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank de benadeelde partijen [naam slachtoffer 22] en [naam slachtoffer 23] in hun vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd geen rechtstreeks verband houdt met een of meer bewezenverklaarde feiten.
Gevorderde immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat bewijsstukken ter onderbouwing van het immateriële deel van de vorderingen van de benadeelde partijen [naam slachtoffer 9] , [naam slachtoffer 5] , [naam slachtoffer 8] , [naam slachtoffer 11] en [naam slachtoffer 17] ontbreken. Bovendien is niet eenvoudig vast te stellen dat de gevorderde immateriële schade rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde oplichting. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vorderingen en de omvang van het immateriële deel van de vorderingen zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Genoemde benadeelde partijen zullen om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in de gevorderde immateriële schade. Dit deel van de vorderingen kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gevorderde materiële schade (aankoopbedrag kleding)
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen [naam slachtoffer 9] , [naam slachtoffer 5] , [naam slachtoffer 11] , [naam slachtoffer 12] , [naam slachtoffer 13] , [naam slachtoffer 15] , [naam slachtoffer 19] , [naam slachtoffer 21] en [naam slachtoffer 7] door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de rechtbank van oordeel is dat hun vorderingen op dit punt genoegzaam zijn onderbouwd, zal het materiële deel van deze vorderingen (te weten: het aankoopbedrag van de door hen bestelde merkkleding) worden toegewezen.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen [naam slachtoffer 8] en [naam slachtoffer 17] door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en beide vorderingen genoegzaam zijn onderbouwd voor zover deze zien op de bestelling en betaling van een jas ter waarde van € 299,95, zullen de vorderingen worden toegewezen tot dit bedrag.
De beoordeling van het overige deel van de materieel gevorderde schade levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen [naam slachtoffer 8] en [naam slachtoffer 17] zullen in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Dit deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Proceskosten
Door de benadeelde partij [naam slachtoffer 12] is voor twee personen een vergoeding gevorderd van reiskosten en een vergoeding van een vrije dag voor het bijwonen van de terechtzitting op 24 januari 2020. De rechtbank zal de proceskosten - voor zover die met de huidige onderbouwing zijn te begroten - naar redelijkheid toewijzen en bepaalt de reiskosten op basis van één treinticket op een bedrag van € 44,60. Voor het overige deel van de gevorderde proceskosten geldt dat nader onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vordering een nadere behandeling zou vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Om die reden zal de benadeelde partij Hamer voor het resterende deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 17] vordert vergoeding van een bedrag van € 70,- aan reiskosten. De rechtbank oordeelt dat nadere onderbouwing nodig is waarom deze benadeelde partij naar Den Haag en Barendrecht moest reizen voor deze zaak. Dit nadere onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vordering zou een nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering derhalve een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Om die reden zal de benadeelde partij [naam slachtoffer 17] ten aanzien van de door hem gevorderde reiskosten niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partijen [naam slachtoffer 19] en [naam slachtoffer 21] vorderen vergoeding van een bedrag van respectievelijk € 100,- ter compensatie van tijd voor het ‘achterhalen’ van de geleden schade en € 60,- ter compensatie van ‘kosten daarna gemaakt om geld terug te krijgen’. De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering, aangezien bewijsstukken ter onderbouwing hiervan ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vorderingen zou een nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vorderingen kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Alle benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente volgens onderstaande tabel:
Naam
Bedrag (met wettelijke rente vanaf)
[naam slachtoffer 9]
€ 339,00 (29-11-2018)
[naam slachtoffer 5]
€ 339,95 (22-11-2018)
[naam slachtoffer 8]
€ 299,95 (23-11-2018)
[naam slachtoffer 11]
€ 247,50 (25-11-2018)
[naam slachtoffer 12]
€ 339,95 (28-11-2018)
[naam slachtoffer 13]
€ 399,75 (20-11-2018)
[naam slachtoffer 15]
€ 339,95 (21-11-2018)
[naam slachtoffer 17]
€ 299,95 (17-11-2018)
[naam slachtoffer 19]
€ 425,00 (23-11-2018)
[naam slachtoffer 21]
€ 339,95 (30-11-2018)
[naam slachtoffer 7]
€ 339,95 (23-11-2018)
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen in bovenstaande tabel (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door deze benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Nu de benadeelde partijen [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 22] en [naam slachtoffer 23] niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte dient de benadeelde partijen een schadevergoeding te betalen van in totaal € 3.961,58, vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte dient daarnaast aan de benadeelde partij Hamer een bedrag aan proceskosten te betalen van € 44,60.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen, is gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63, 326 en 337 Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat
na deze aftrek 118 urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 59 dagen;
verklaart de benadeelde partijen [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 22] en [naam slachtoffer 23] niet-ontvankelijk in hun vordering;
veroordeeld deze benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt en begroot deze kosten op nihil.;
Benadeelde partij [naam slachtoffer 9]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 9] te betalen een bedrag van € 339,95 (zegge: driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29-11-2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 339,95 (hoofdsom, zegge: driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent);
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 339,95 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [naam slachtoffer 5]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] , te betalen een bedrag van € 339,95 (zegge: driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22-11-2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 339,95 (hoofdsom, zegge: driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent);
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 339,95 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [naam slachtoffer 8]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 8] , te betalen een bedrag van € 299,95 (zegge: tweehonderdnegenennegentig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23-11-2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 299,95 (hoofdsom, zegge: tweehonderdnegenennegentig euro en vijfennegentig eurocent);
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 299,95 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 5 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij: [naam slachtoffer 11]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 11] , te betalen een bedrag van € 247,50 (zegge: tweehonderdzevenenveertig euro en vijftig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25-11-2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 247,50 (zegge: tweehonderdzevenenveertig euro en vijftig eurocent);
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 247,50 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [naam slachtoffer 12]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 12] , te betalen een bedrag van € 339,95 (zegge: driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28-11-2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 44,60 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 339,95 (hoofdsom, zegge: driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent);
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 339,95 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [naam slachtoffer 13]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 13] , te betalen een bedrag van € 144,75 (zegge: honderdvierenveertig euro en vijfenzeventig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20-11-2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 144,75 (hoofdsom, zegge: honderdvierenveertig euro en vijfenzeventig eurocent);
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 144,75 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 2 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [naam slachtoffer 15]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 15] , te betalen een bedrag van € 339,95 (zegge: driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21-11-2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 339,95 (hoofdsom, zegge: driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent);
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 339,95 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [naam slachtoffer 17]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 17] , te betalen een bedrag van € 299,95 (zegge: tweehonderdnegenennegentig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17-11-2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 299,95 (zegge: tweehonderdnegenennegentig euro en vijfennegentig eurocent);
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 299,95 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 5 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [naam slachtoffer 19]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 19] , te betalen een bedrag van € 425,- (zegge: vierhonderdvijfentwintig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23-11-2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 425,- (hoofdsom, zegge: vierhonderdvijfentwintig euro);
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 425,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 8 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [naam slachtoffer 21]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 21] , te betalen een bedrag van € 339,95 (zegge: driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30-11-2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 339,95 (zegge: driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent);
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 339,95 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [naam slachtoffer 7]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 7] , te betalen een bedrag van € 339,95 (zegge: driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23-11-2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 339,95 (zegge: driehonderdnegenendertig euro en vijfennegentig eurocent);
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 339,95 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan een van bovengenoemde benadeelde partijen tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van deze benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.E. Dijkers, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2021.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2018 tot en met 31
december 2018 te Ridderkerk en/of Capelle aan den IJssel, althans in
Nederland
meermalen althans eenmaal
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/ of een valse hoedanigheid
en/ of door listige kunstgrepen en/ of door een samenweefsel van
verdichtsels,
- [naam slachtoffer 5]
- [naam slachtoffer 6]
- [naam slachtoffer 7]
- [naam slachtoffer 8]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld
en/ of het teniet doen van een inschuld, te weten
een geldbedrag (ter zake voldoening van de koopprijs van merkkleding)
en/ of het aangaan van een koopovereenkomst (met de webwinkel
[naam webwinkel] ),
Door
  • zich voor te doen als bonafide verkoper en/of ondernemer;
  • (daartoe) de website te beheren van [naam website] ;
  • op die website en/ of in correspondentie verwijzingen te zetten
naar een klantenserviceteam en/of toeleveranciers en/of retourafdeling
en/of de indruk te wekken dat er meerdere personen werkzaam zijn/
waren bij [naam webwinkel] ;
- ( (daarbij) op correspondentie en/ of de website van [naam webwinkel]
een Kamer van Koophandel nummer te gebruiken dat bij een
ander bedrijf behoorde;
- betalingen van producten via Ideal via een (gerenommeerde)
betaaldienstverlener Stichting Sisow aan te bieden;
  • op genoemde website diverse merkkleding te koop aan te bieden;
  • op genoemde website niets te vermelden over de verkoop van
namaak kleding en/of imitatiekleding (welke namaakkleding vervolgens
is geleverd aan genoemde personen);
- in correspondentie met genoemde personen (desgevraagd) hen te
verzekeren dat [naam webwinkel] alleen originele merkkleding verkoopt;
- in correspondentie met genoemde personen (desgevraagd) aan te
geven dat [naam webwinkel] de producten goedkoop kan verkopen door
geen reclame te maken en/of doordat het eindejaarsmarketingbudget
werd gebruikt om kortingen te geven en/ of
- in whatsapp chatgesprekken met genoemde personen een andere
naam dan die van hem, verdachte, te noemen, te weten: U chat met
[valse naam 1 verdachte] en/ of U chat met [valse naam 2 verdachte] en/ of U chat met [valse naam 3 verdachte] en/ of U
chat met [valse naam 4 verdachte] en/ of U chat met [valse naam 5 verdachte] .
En/of
- [naam slachtoffer 9]
- [naam slachtoffer 10]
- [naam slachtoffer 1]
- [naam slachtoffer 11]
- [naam slachtoffer 12]
- [naam slachtoffer 13]
- [naam slachtoffer 14]
- [naam slachtoffer 15]
- [naam slachtoffer 3]
- [naam slachtoffer 16]
- [naam slachtoffer 2]
- [naam slachtoffer 17]
- [naam slachtoffer 18]
- [naam slachtoffer 19]
- [naam slachtoffer 20]
- [naam slachtoffer 21]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld
en/ of het teniet doen van een inschuld, te weten
een geldbedrag (ter zake voldoening van de koopprijs van merkkleding)
en/ of het aangaan van een koopovereenkomst (met de webwinkel
[naam webwinkel] ),
Door
- zich voor te doen als bonafide verkoper en/of ondernemer;
(- daartoe) de website te beheren van [naam website] ;
- op die website en/ of in correspondentie verwijzingen te zetten
naar een klantenserviceteam en/of toeleveranciers en/of retourafdeling
en/ of de indruk te wekken dat er meerdere personen werkzaam zijn /
waren bij [naam webwinkel] ;
- ( (daarbij) op correspondentie en/of de website van [naam webwinkel]
een Kamer van Koophandel nummer te gebruiken dat bij een
ander bedrijf behoorde;
- Betalingen van producten via Ideal via een (gerenommeerde)
betaaldienstverlener Stichting Sisow aan te bieden;
  • op genoemde website diverse merkkleding te koop aan te bieden;
  • op genoemde website niets te vermelden over de verkoop van
namaak kleding en/of imitatiekleding (welke namaakkleding vervolgens
is geleverd aan genoemde personen);
( art 326 lid l Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2018 tot en met 31
december 2018 te Ridderkerk, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het
oogmerk om zich en/ of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels,
- [naam slachtoffer 9] (€ 110)
- [naam slachtoffer 8] (€220,05)
- [naam slachtoffer 14] (€ 180,05)
- [naam slachtoffer 15] (€760,05 en €674)
- [naam slachtoffer 2] (€325,10)
- [naam slachtoffer 4]
- [naam slachtoffer 17] (€180)
- [naam slachtoffer 19] (€600)
- [naam slachtoffer 20] (€705)
te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het
ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten
een (aanvullend) geldbedrag (over te maken op de rekening van het
bedrijf [naam webwinkel] )
(aan) genoemde personen
- via de webwinkel [naam webwinkel] merkkleding heeft verkocht
en/of
- ( (vervolgens) imitatiekleding en/of namaakkleding, van een ander
merk en/ of ander type aan genoemde personen heeft geleverd en/ of
- ( (vervolgens) de geleverde imitatiekleding en/ of namaakkleding,
via een retourzending, terug heeft genomen van genoemde personen
en/of
- ( (vervolgens) aan genoemde personen een e-mail heeft gestuurd
met daarin -zakelijk weergegeven- de mededeling dat de aangevers de
genoemde geldbedragen bij moesten betalen omdat de producten die zij
retour hadden gezonden waren gebruikt en/ of beschadigd en/ of dat
genoemde [naam slachtoffer 15] een geldbedrag van €674,- diende te voldoen indien
hij het product niet retour zou sturen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid I Wetboek van Strafrecht)
3
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2018 tot en met 20
november 2019 te Capelle aan den IJssel en/of Ridderkerk, althans in
Nederland
opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/ of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht
had,
en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een
bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren
voorzien, en/ of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van
een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met
een geringe afwijking, was nagebootst,
heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft
aangeboden, afgeleverd, uitgedeeld en/ of in voorraad gehad,
terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft
gemaakt en/ of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend;
( art 337 lid 3 Wetboek van Strafrecht)