In deze zaak heeft Klépierre Management Nederland B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens huurachterstand en ontruiming van een gehuurde winkelruimte in Rotterdam. Klépierre vorderde ontruiming van de winkelruimte en betaling van een bedrag van € 37.379,10 aan achterstallige huur, € 1.800,00 aan boete en € 1.148,79 aan buitengerechtelijke incassokosten. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 juli 2021, waarbij Klépierre vertegenwoordigd was door haar verhuurmanager en een advocaat. De gedaagden zijn niet verschenen en hebben geen verweer gevoerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden op de juiste wijze zijn gedagvaard en dat er geen verweer is gevoerd. Hierdoor is verstek verleend. Klépierre heeft aangetoond dat er een huurachterstand is en dat de waarborgsom niet is betaald, wat een spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen rechtvaardigt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Klépierre niet ongegrond of onrechtmatig is en heeft de gevorderde ontruiming toegewezen, met een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis.
Daarnaast is een dwangsom van € 1.000,00 per dag opgelegd, met een maximum van € 10.000,00. De kantonrechter heeft ook de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de boete en de buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot betaling van toekomstige huurtermijnen en de gevorderde rente zijn afgewezen, omdat de boete is toegewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. C.H. Kemp-Randewijk en is uitvoerbaar bij voorraad.