ECLI:NL:RBROT:2021:7301

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
C/10/618056 / FA RK 21-3524
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel en verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 22 juni 2021, wordt het beroep van verzoekster tegen een crisismaatregel, genomen door de burgemeester van de gemeente Albrandswaard, behandeld. Verzoekster, die in een kliniek verbleef, stelde dat de burgemeester niet bevoegd was om de crisismaatregel te nemen en dat deze onrechtmatig was, omdat zij niet was gehoord. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester bevoegd was, aangezien verzoekster zich op het moment van de maatregel in de gemeente Albrandswaard bevond. De rechtbank concludeert dat de burgemeester voldoende inspanningen heeft geleverd om verzoekster te horen, maar dat dit niet mogelijk was vanwege haar toestand. De rechtbank wijst de stelling van verzoekster af dat er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel was en dat de crisismaatregel disproportioneel was. De rechtbank verklaart het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond.

Daarnaast wordt het verzoek tot schadevergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding is voor schadevergoeding nu het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond is verklaard. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter D.Y.A. van Meersbergen, met griffier S. Plaisier-van Welie aanwezig. Tegen deze beschikking staat cassatie open voor het beroep tegen de crisismaatregel, en hoger beroep kan worden ingesteld voor het verzoek tot schadevergoeding bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaak- / Rekestnummer: C/10/618056 / FA RK 21-3524
Beschikking van 22 juni 2021 betreffende het beroep tegen een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 van de Wvggz.
ten aanzien van:
[naam verzoekster],
geboren op [geboortedatum verzoekster] ,
hierna: verzoekster,
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
advocaat mr. R. Moghni te Rotterdam.
t e g e n
de burgemeester van de gemeente Albrandswaard,hierna: de burgemeester,
en,
de gemeente Albrandswaard, hierna verweerder,
gemachtigde: mr. C.W.M. Verberne te Eindhoven;

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 4 mei 2021, ingekomen op 6 mei 2021;
  • het verweerschrift met bijlagen van de burgemeester, ingekomen op 26 mei 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 juni 2021.
Bij die gelegenheid is namens verzoekster verschenen de hiervoor genoemde advocaat. Verzoekster is, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen.
1.3.
Er is namens de burgemeester en de gemeente niemand verschenen.

2..Beoordeling

2.1.
Beroep tegen de crisismaatregel
Beoordeling van de ontvankelijkheid
2.1.1.
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan een verzoekster door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
2.1.2.
Op 3 mei 2021 is door de burgemeester een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoekster. Verzoeker heeft op 4 mei 2021 beroep ingesteld tegen deze crisismaatregel. Het beroep is derhalve tijdig ingediend.
2.2.
Beoordeling van de bevoegdheid van de burgemeester
2.2.1.
De advocaat stelt zich namens verzoekster op het standpunt dat de burgemeester niet bevoegd was om de crisismaatregel te nemen. Verzoekster woont in [woonplaats verzoekster] , zodat de burgemeester van Rotterdam bevoegd was.
2.2.2.
De burgemeester voert aan dat verzoekster ten tijde van het nemen van de crisismaatregel in zijn gemeente verbleef en dat hij daarom bevoegd was de crisismaatregel te nemen.
2.2.3.
Op grond van artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan de burgemeester ten aanzien van een persoon die zich in zijn gemeente bevindt een crisismaatregel nemen.
2.2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken blijkt dat verzoekster op 3 mei 2021 door de politie is overgebracht naar de kliniek van Antes in Poortugaal, gemeente Albrandswaard. In de kliniek is betrokkene beoordeeld door een psychiater, waarna de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen. Verzoekster bevond zich dus op het moment dat de burgemeester de crisismaatregel nam, in zijn gemeente. De burgemeester was dan ook bevoegd de crisismaatregel te nemen. Dat verzoekster in de gemeente Rotterdam woont, doet daar niet aan af. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
2.3.
Beoordeling van de rechtmatigheid van de crisismaatregel; niet horen van verzoekster
2.3.1.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de crisismaatregel onrechtmatig is genomen omdat zij niet door de burgemeester is gehoord. Hierdoor zou op geen enkele wijze rekening zijn gehouden met haar wil. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat in aanvulling op dit standpunt naar voren gebracht dat verzoekster in de separeer verbleef maar dat dit onvoldoende reden is om van het horen af te zien. Verzoekster was volgens haar advocaat goed aanspreekbaar en de burgemeester had meer pogingen moeten doen om verzoekster te horen. De advocaat verwijst naar de uitspraak van 31 mei 2021 van deze rechtbank (ECLI:NL:RBROT:2021:5329).
2.3.2.
De burgemeester is – kort weergegeven – van mening dat de hoorplicht naar behoren is nagekomen. In de medische verklaring staat dat verzoekster wel lijkt te horen wat er gezegd wordt maar dat zij geen antwoorden geeft. Ook is vermeld dat verzoekster onder invloed van middelen in de separeer verbleef. Voorts bleek uit het episode journaal: “Betrokkene is mutistisch. Zij is gesepareerd en heeft IM lorazepam toegediend gekregen.” Bovendien heeft verweerder voordat hij de crisismaatregel nam telefonisch overleg gehad met de onafhankelijk psychiater. Deze heeft het voorgaande toegelicht. De burgemeester meent dat, voor zover wel sprake is geweest van een verzuim, hij dat met deze toelichting voldoende heeft hersteld.
2.3.3.
Op grond van art. 7:1 lid 3, aanhef en onder b, Wvggz neemt de burgemeester niet eerder een crisismaatregel dan nadat hij de betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1806), onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis van de Wvggz, de aanduiding “zo mogelijk” als volgt toegelicht:
“Deze aanduiding ziet op de situatie dat de betrokkene niet wil worden gehoord of niet aanspreekbaar is. De burgemeester dient moeite te doen om de betrokkene te horen en mag niet te licht ervan uitgaan dat dit niet mogelijk is. Als het horen niet plaatsvindt, zal de burgemeester moeten kunnen motiveren waarom niet en wordt dat in het besluit met redenen omkleed. Een en ander komt er dus op neer dat de betrokkene over de te nemen crisismaatregel moet worden gehoord, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is of de betrokkene niet wil worden gehoord, en dat indien de betrokkene niet wordt gehoord, de burgemeester daarover verantwoording moet afleggen.”
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat van de burgemeester kan worden verlangd dat hij, ingeval bij de aanvraag van de crisismaatregel uitsluitend is vermeld dat de betrokkene niet kan of wil worden gehoord en daarvoor in het bij de aanvraag behorende dossier geen aanknopingspunt te vinden is, nagaat op welke omstandigheden de desbetreffende vermelding berust en dat hij daarvan verantwoording aflegt in zijn besluit. Indien hij heeft nagelaten van zijn bevindingen in het besluit melding te maken, kan dat verzuim ingeval van een beroep tegen de crisismaatregel bij de rechter worden hersteld.
2.3.4.
De rechtbank stelt vast dat in de beschikking van de burgemeester is opgenomen dat verzoekster niet in staat was om te worden gehoord. In de medische verklaring, behorende tot het dossier, staat het volgende:
“ Betrokkene lijkt wel te horen wat er gezegd wordt, echter zij geeft geen antwoord. (…) Betrokkene is mutistisch. Zij is nu niet in staat om behandelafspraken te maken.”
In het episode journaal staat, voor zover relevant:
“- Heeft de betrokkene expliciet horen geweigerd is gevuld met 'Nee'
- Is de betrokkene in staat om gehoord te worden is gevuld met 'Nee'
- Waarom kan betrokkene niet gehoord worden is gevuld met 'Betrokkene is mutistisch. Zij is gesepareerd en heeft IM lorazepam toegediend gekregen.”
2.3.5.
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier bij de aanvraag voor de crisismaatregel voldoende aanknopingspunten te vinden waren die de vermelding in het besluit dat betrokkene niet kan worden gehoord ondersteunen. Bovendien heeft de burgemeester in zijn verweerschrift toegelicht dat hij, alvorens de crisismaatregel te nemen, telefonisch toelichting heeft gevraagd aan de onafhankelijk psychiater over zijn deskundige oordeel over de mogelijkheden en onmogelijkheden van het horen van verzoekster. De rechtbank heeft geen redenen om daaraan te twijfelen. De burgemeester heeft daarmee, voordat hij de crisismaatregel nam van een deskundige derde vernomen dat betrokkene op dat moment niet kon worden gehoord en op welke omstandigheden die vaststelling was gebaseerd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat de burgemeester onvoldoende moeite heeft gedaan om betrokkene te horen of te licht ervan uitgaan is gegaan dat dit niet mogelijk was. Dat sprake is van een vergelijkbare situatie als in de door de advocaat aangehaalde beschikking van deze rechtbank van 31 mei 2021, is de rechtbank niet gebleken. Er was immers niet alleen sprake van een opname in de separeerruimte, maar ook van aanvullende omstandigheden. De rechtbank zal deze beroepsgrond dan ook afwijzen.
2.4.
Geen sprake van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en afwezigheid belangenafweging
2.4.1.
Namens verzoekster is verder – kort weergegeven – gesteld dat de crisismaatregel onrechtmatig is genomen omdat geen sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en de situatie niet dermate ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. Voor zover wel sprake was van ernstig nadeel, kon dit niet alleen worden weggenomen door het opleggen van een crisismaatregel. Een crisismaatregel was in dit geval disproportioneel. Het zou gaan om een vermoeden van een middelen geïndiceerd opwindingstoestandsbeeld dat van tijdelijk van aard is. De burgemeester heeft voorafgaand aan het nemen van de crisismaatregel niet onderzocht of minder ingrijpende maatregelen beschikbaar waren of dat zorg op vrijwillige basis mogelijk was. Van een belangenafweging is niet gebleken.
2.4.2.
De burgemeester voert – kort weergegeven – aan dat de crisismaatregel is afgegeven op basis van een ernstig vermoeden van een psychische stoornis, waardoor onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt. Nadeel, waar professionele zorgverleners verplichte zorg voor nodig achtte. De crisismaatregel is niet alleen afgegeven op basis van een vermoeden. De burgemeester heeft zich ervan vergewist dat de medische verklaring is ingevuld door een psychiater zoals bedoeld in de wet en mag van die informatie uitgaan.
2.4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. In de medische verklaring is door de psychiater beschreven dat verzoekster meerdere nachten achter elkaar niet had geslapen en vermoedelijk LSD heeft ingenomen. In de woning van haar ouders zou zij spullen kapot hebben gemaakt. Daarna heeft zij zich ingesloten op het balkon waar zij hard is gaan schreeuwen. De politie heeft haar daar weggehaald en naar de instelling gebracht. Daar is betrokkene in de separeercel geplaatst omdat zij agressief was naar het personeel van de instelling. De psychiater komt in de medische verklaring tot het oordeel dat sprake is van een ernstig vermoeden van een psychische stoornis en tevens dat het gedrag van verzoekster onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakt. Dit nadeel bestaat uit agressie naar spullen en mensen en het risico op uitputting. De psychiater verklaart verder dat verplichte zorg nodig is om het ernstig nadeel te voorkomen en dat hij geen mogelijkheden ziet om de noodzakelijke zorg op vrijwillige basis te verlenen. Hij beschrijft dat verzoekster mutistisch is en dat zij niet in staat is om behandelafspraken te maken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis van deze deugdelijk gemotiveerde medische verklaring op goede gronden tot het oordeel heeft kunnen komen dat sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Verder is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester op grond van de medische verklaring ook tot het oordeel heeft kunnen komen dat de crisismaatregel proportioneel, subsidiair en doelmatig was en dat een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. Dat geen belangenafweging heeft plaatsgevonden is, nog daargelaten dat deze grond door verzoekster niet nader is geconcretiseerd, niet gebleken. Ook deze beroepsgronden worden daarom afgewezen.
2.5.
Conclusie
De rechtbank zal het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond verklaren.
2.6.
Verzoek tot schadevergoeding
2.6.1.
De advocaat verzoekt de gemeente te veroordelen verzoekster een schadevergoeding toe te kennen wegens de onrechtmatig genomen crisismaatregel. De advocaat van verzoekster vindt een bedrag van € 75,- per dag hiervoor redelijk.
2.6.2.
De advocaat stelt namens verweerder dat het verzoek tot schadevergoeding moet worden afgewezen, omdat hiervoor geen aanleiding bestaat.
2.6.3.
De rechtbank is van oordeel dat, nu het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond zal worden verklaard, er ook geen aanleiding bestaat voor het toekennen van de verzochte schadevergoeding jegens de gemeente. De rechtbank zal het verzoek tot schadevergoeding dan ook afwijzen.
2.7.
Proceskosten
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond;
3.2.
wijst af het verzoek tot het toekennen van een schadevergoeding;
3.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van S. Plaisier-van Welie, griffier op 22 juni 2021
Tegen deze beschikking staat, voor zover het betreft het beroep tegen de crisismaatregel, het rechtsmiddel van cassatie open. Voor zover het betreft het verzoek tot schadevergoeding kan tegen deze beschikking door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.