ECLI:NL:RBROT:2021:5329

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/10/618234 / FA RK 21-3618
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • Stemker Köster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige crisismaatregel en schadevergoeding op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 31 mei 2021, wordt een beroep behandeld tegen een crisismaatregel die is opgelegd op basis van artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een betrokkene die in een separeerruimte verbleef en wiens advocaat aanvoert dat de burgemeester niet heeft voldaan aan de hoorplicht. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester onvoldoende inspanningen heeft geleverd om de betrokkene te horen, wat leidt tot de conclusie dat de crisismaatregel onrechtmatig is opgelegd. De rechtbank vernietigt de crisismaatregel en kent een schadevergoeding toe van €225,- voor de onrechtmatige detentie van drie dagen. De rechtbank benadrukt dat de burgemeester de verplichting heeft om de betrokkene in de gelegenheid te stellen om gehoord te worden, en dat het enkele feit dat de betrokkene in de separeer verblijft niet voldoende is om aan te nemen dat hij niet gehoord kon worden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en partijen worden in de eigen kosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/618234 / FA RK 21-3618
Beschikking van 31 mei 2021 betreffende het beroep tegen een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 van de Wvggz.
ten aanzien van:
[naam betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en thans verblijvende te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. R. Moghni te Rotterdam.
t e g e n
de burgemeester van de gemeente Albrandswaard,
hierna: de burgemeester, [naam burgemeester] ,
en
de gemeente Albrandswaard,hierna: de gemeente
zetelende te [adres] ,
gemachtigde: mr. C.W.M. Verberne te Eindhoven.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepsschrift, tevens houdende het verzoek tot schadevergoeding, ingekomen op 7 mei 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 mei 2021.
Bij die gelegenheid is verschenen:
- de hiervoor genoemde advocaat.
1.3.
Betrokkene is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De advocaat heeft de rechtbank verteld dat hij gemachtigd is namens betrokkene het woord te voeren
1.4.
Er is niemand namens de burgemeester verschenen. De gemachtigde heeft wel namens de burgemeester een verweerschrift ingediend.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan betrokkene door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechtbank beroep instellen tegen de crisismaatregel.
2.2.
De advocaat verzoekt de rechtbank te bepalen dat de genomen crisismaatregel jegens betrokkene onrechtmatig is en derhalve vernietigd dient te worden. De gronden voor het beroep worden hieronder behandeld.
2.3.
Verzoeker stelt dat er geen sprake was van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat de situatie niet dermate ernstig was dat een procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. Tevens kon volgens de verzoek het ernstig nadeel niet enkel worden weggenomen door het opleggen van het meest zware middel, de crisismaatregel. Volgens de verzoeker is het niet gebleken dat de burgemeester de mogelijkheid van andere, minder ingrijpende middelen, heeft onderzocht. De verweerder is van mening dat er ex tunc sprake was van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waardoor het niet mogelijk was om een procedure voor een zorgmachtiging af te wachten. Betrokkene heeft 112 gebeld en zich suïcidaal geuit. Tevens vertoonde betrokkene aan het begin van de opname agressief gedrag en vond de onafhankelijke psychiater het niet verantwoord om betrokkene niet op te nemen. In de medische verklaring staat eveneens dat een vrijwillige of ambulante behandeling niet mogelijk was. De rechtbank overweegt allereerst dat een crisismaatregel naar de aard een noodmaatregel is die geen uitstel duldt. Om die reden kan men in redelijkheid aan een dergelijk besluit niet dezelfde eisen stellen, die men normaliter mag stellen aan besluit van een overheidsorgaan. Wel moet uit het besluit van de burgemeester -in samenhang met het onderliggend dossier, waarvan de medische verklaring het belangrijkste document is - genoegzaam blijken dat de crisismaatregel voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. De rechtbank oordeelt op basis van de medische verklaring dat er ten tijden van het opleggen van de crisismaatregel er sprake was van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, dat dit nadeel noopte tot een opname en dat geen andere mogelijkheid bestond dan een opname om dit dreigend nadeel af te wenden.
2.4.
De advocaat is namens de verzoeker van mening dat het niet aannemelijk is gebleken dat voorafgaand aan de oplegging van de crisismaatregel een belangenafweging heeft plaatsgevonden. Dit ligt volgens de advocaat redelijkerwijs op de weg van de burgemeester, gezien de aard, zwaarte en gevolgen van een crisismaatregel. De verweerder heeft schriftelijk kenbaar gemaakt dat de burgemeester slechts marginaal kan toetsen of aan de eisen van de wet zijn voldaan. De rechtbank volgt verweerder niet in diens opvatting en is van oordeel dat een marginale toetsing een belangenafweging niet in de weg staat. De burgemeester zal op basis van de stukken moeten beoordelen of aan de eisen van de wet is voldaan. Een dergelijke belangenafweging blijkt onder meer uit het feit dat de burgemeester, dan wel diens vervanger, betrokkene moet horen. In dit verband is het navolgende van belang.
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat nog naar voren gebracht dat de burgemeester niet heeft voldaan aan de hoorplicht van betrokkene voor de oplegging van de crisismaatregel. In het hoorverslag staat dat, ook nadat daartoe meerdere pogingen zijn ondernomen, het niet mogelijk is gebleken betrokkene te horen. Vervolgens staat er in de toelichting dat betrokkene in de separeer verblijft. De Hoge Raad heeft in ECLI:NL:HR:2020:1806 r.o. 4.2.1. het volgende beslist: ‘Op grond van art. 7:1 lid 3, aanhef en onder b, Wvggz neemt de burgemeester niet eerder een crisismaatregel dan nadat hij de betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. De aanduiding “zo mogelijk” is in de totstandkomingsgeschiedenis van genoemde bepaling als volgt toegelicht:Deze aanduiding ziet op de situatie dat de betrokkene niet wil worden gehoord of niet aanspreekbaar is. De burgemeester dient moeite te doen om de betrokkene te horen en mag niet te licht ervan uitgaan dat dit niet mogelijk is. Als het horen niet plaatsvindt, zal de burgemeester moeten kunnen motiveren waarom niet en wordt dat in het besluit met redenen omkleed.’ In het hoorverslag wordt niet met redenen omkleed waarom betrokkene niet gehoord kon worden. Het enkele feit dat betrokkene gesepareerd was, is niet voldoende om aan te nemen dat betrokkene niet in staat, noch in de gelegenheid was om te worden gehoord. . Overigens heeft de advocaat tijdens de mondelinge behandeling verteld dat hij betrokkene wel in de separeerruimte heeft bezocht en gesproken.
2.6.
Voorafgaande betekent dat op grond van artikel 7:1 lid 3 aanhef en onder b Wvggz, de burgermeester niet heeft voldaan aan de verplichting om betrokkene in de gelegenheid te stellen om zich te doen horen. Dit betekent dat de genomen crisismaatregel onrechtmatig is en dat de rechtbank de crisismaatregel zal vernietigen.
2.7.
Indien de wet niet in acht is genomen bij het nemen van een crisismaatregel, kan betrokkene op grond van artikel 10:12, eerste lid Wvggz in een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de rechter verzoeken om schadevergoeding ten laste van de gemeente. De advocaat van betrokkene heeft verzocht om €75,- per dag dat de onrechtmatige crisismaatregel de autonomie van betrokkene benam. De crisismaatregel is op 5 mei 2021 opgelegd tot en met 8 mei 2021. De rechtbank heeft echter op 7 mei 2021 de voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De schadevergoeding zal dus gelden voor de drie dagen dat betrokkene onrechtmatig een crisismaatregel had. De rechtbank zoekt bij het bepalen van de schadevergoeding aansluiting bij de bedragen die in het strafrecht plegen te worden gekend bij een ten onrechte ondergane vorm van vrijheidsbeneming en wijst derhalve een schadevergoeding toe van €225,-.
2.8.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de gemeente te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding en zal bepalen dat partijen hun eigen kosten dragen.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
oordeelt dat de crisismaatregel ten behoeve van [naam betrokkene] onrechtmatig is opgelegd en vernietigt de crisismaatregel;
3.2.
veroordeelt de gemeente Albrandswaard tot betaling van een bedrag van €225,- aan verzoeker;
3.3.
bepaalt dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt;
3.4.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is op 31 mei 2021 mondeling gegeven door mr. Stemker Köster, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.P.H. van den Boomen, griffier.
Tegen deze beschikking staat, voor zover het betreft het beroep tegen de crisismaatregel, het rechtsmiddel van cassatie open. Voor zover het betreft het verzoek tot schadevergoeding kan tegen deze beschikking door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.