ECLI:NL:RBROT:2021:621
Rechtbank Rotterdam
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechter in bestuursrechtelijke geschillen en verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had eerder beroep ingesteld bij de bestuursrechter, maar dit beroep was op 21 januari 2020 niet-ontvankelijk verklaard. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij hij stelde dat er sprake was van onrechtmatig handelen door de verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzetsrechter heeft vastgesteld dat het beroep niet ging over het niet tijdig beslissen door de overheid, maar over een direct beroep tegen onrechtmatig handelen. Hierdoor was de bestuursrechter niet bevoegd om kennis te nemen van het geschil, maar diende de burgerlijke rechter dit te doen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard wegens het niet voldoen aan het griffierecht. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd, en er is een hoger beroepsclausule opgenomen voor de Centrale Raad van Beroep.