ECLI:NL:RBROT:2021:4831
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering Verklaring Omtrent het Gedrag op basis van strafbare feiten en risico voor de samenleving
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Minister voor Rechtsbescherming om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) af te geven aan eiseres. De aanvraag voor de VOG was gedaan in verband met een chauffeurskaart. De Minister had de aanvraag afgewezen op basis van drie geregistreerde strafbare feiten in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS), die volgens de Minister een risico voor de samenleving vormden en een belemmering voor de uitoefening van de functie van taxichauffeur. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 30 april 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat twee van de drie feiten meer dan vier jaar geleden hadden plaatsgevonden en dat deze waren afgedaan met strafbeschikkingen. Eiseres stelde dat de Minister onvoldoende rekening had gehouden met de omstandigheden van haar functie, waarin zij enkel met elektronisch betaalverkeer te maken zou hebben. De rechtbank oordeelde echter dat de Minister zich op het standpunt had kunnen stellen dat aan het objectieve criterium voor de afgifte van de VOG was voldaan, gezien de ernst van de feiten en de recente veroordeling voor witwassen.
De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiseres niet opwogen tegen het belang van de samenleving bij bescherming tegen de risico's die voortvloeien uit de strafbare feiten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.