9.1Van schending van het gelijkheidsbeginsel is sprake als gelijke gevallen ongelijk behandeld worden, zonder dat hier een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond voor bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank wordt het gelijkheidsbeginsel niet geschonden, omdat er geen sprake is van gelijke gevallen.
Relevant onderscheid tussen zaken waarin belanghebbenden zelf optreden en die waarin belanghebbenden via een gemachtigde optreden is dat gemachtigden in de praktijk een beperkte of indirecte kennis (blijken te) hebben over de onroerende zaak waar de beschikking op ziet. Althans niet dezelfde kennis als de woningeigenaar zelf. Verweerder mag in een geval van vertegenwoordiging ook niet rechtstreeks contact opnemen met de belanghebbende zelf om vragen te stellen over de objectkenmerken of feitelijke omstandigheden van de onroerende zaak, maar moet steeds communiceren via de gemachtigde. Bij een belanghebbende zonder gemachtigde is rechtstreeks contact wel mogelijk en kan de benodigde informatie mogelijk ook op een informelere wijze dan via een inlichtingenformulier verkregen worden. Zaken waarin de belanghebbenden door een gemachtigde wordt vertegenwoordigd en zaken waarin de belanghebbende zelf optreedt zijn daarom geen gelijke gevallen (vergelijk de uitspraak van hof Arnhem-Leeuwarden van 15 december 2020). Binnen de groep van belanghebbenden met gemachtigden wordt iedereen hetzelfde behandeld, aangezien allen een informatieformulier toegestuurd krijgen.
Het beroep op een schending van het gelijkheidsbeginsel faalt daarom.
10. Van schending van het rechtszekerheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel is evenmin sprake. Verweerder heeft zich aan de aan de wettelijke bepalingen gehouden en zoals hierboven geoordeeld is het toegestaan om in de bezwaarfase om informatie te vragen en eventueel een informatiebeschikking te nemen. Daarom is ook geen sprake van misbruik van recht zoals door eiser ter zitting aangevoerd. Verweerder maakt op een redelijke manier gebruik van de hem geboden wettelijke mogelijkheden.
Ook van schending van enig ander rechtsbeginsel is de rechtbank niet gebleken.
11. Dit betekent dat verweerder de informatiebeschikking kon nemen en dat het beroep daarom ongegrond is.
Zoals volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:130 (r.o. 3.3.4) brengt een redelijke wetsuitleg met zich mee dat eiser nog een termijn moet worden gegund om de gevraagde informatie te verstrekken. Als de informatie alsnog binnen de gegeven termijn wordt verstrekt blijft de informatiebeschikking in stand, maar blijft de omkering en verzwaring van de bewijslast (met betrekking tot de toestand van de woning en de vragen van het formulier) achterwege. De rechter in de eventuele procedure over de WOZ-waarde kan dan beoordelen of de verzochte informatie alsnog is verstrekt, in welk geval de in de artikelen 25, derde lid, en 27e, eerste lid van de AWR gegeven voorschriften buiten toepassing moeten blijven. 12. De rechtbank zal eiser daarom een termijn van vier weken geven om alsnog aan zijn informatieverplichting te voldoen.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- stelt eiser in de gelegenheid om binnen een termijn van vier weken, gerekend vanaf de verzenddatum van deze uitspraak, de in de informatiebeschikking gestelde vragen te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, voorzitter, en mrs. A.P. Hameete en A.P. Monsma, leden, in aanwezigheid van mr. M. Noordegraaf, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 12 mei 2021.
De voorzitter, de overige leden en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: