1.6Het eigendom van de twee garageboxen die deels op het perceel [adres 1] zijn gebouwd, is medio 2016 overgegaan op [naam] ([naam]). [naam] heeft op 10 juli 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd ter legalisatie van de garageboxen, welke vergunning is verleend bij het primaire besluit.
2. Aan het bestreden besluit legt verweerder ten grondslag dat beide garageboxen deels zijn gesitueerd op gronden met de bestemming ‘Gemengd-1’, dat zij zijn aan te merken als bijgebouw en op grond van de planregels op deze bestemming zijn toegestaan. Daarbij wordt voldaan aan de in de planregels gestelde voorwaarden voor bijgebouwen. Het advies van de welstandscommissie van 20 augustus 2018 neemt verweerder niet over, onder verwijzing naar de motivering van de besluiten van 16 oktober 2018 en van 6 mei 2019. De omstandigheid dat twee van de garageboxen in blok 3 een kwartslag zijn gedraaid ten opzichte van de oorspronkelijke vergunning uit 2013 merkt verweerder aan als een ondergeschikte wijziging waardoor de situatie in welstandsopzicht niet is gewijzigd. Er was dan ook geen aanleiding de aanvraag opnieuw aan de welstandscommissie voor te leggen, aldus verweerder.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder niet had mogen overgaan tot het verlenen van de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is in strijd met het bestemmingsplan. Het bouwplan voor de 37 garageboxen dient als één geheel te worden gezien en kan niet worden gesplitst, zoals verweerder met het bestreden besluit heeft gedaan. Daarnaast kunnen de garageboxen niet worden aangemerkt als bijgebouw bij de woning op het perceel. Verder voert eiser aan dat de op 21 februari 2013 aan [naam bedrijf] verleende vergunning voorschrijft dat de garageboxen moeten worden uitgevoerd in donkergroene kaders en garagedeuren en dat de gevels in rood baksteen of steenstrips moeten worden uitgevoerd. Nu deze voorwaarden niet worden gesteld in de bij het primaire besluit verleende omgevingsvergunning levert dit strijd op met de bouwvergunning van 21 februari 2013. Ook de omstandigheid dat twee garageboxen in blok 3 een kwartslag zijn gedraaid, is strijdig met de bouwvergunning uit 2013. Tot slot gaat verweerder er met het verlenen van de omgevingsvergunning ter legalisatie aan voorbij dat de garageboxen volgens de welstandscommissie een welstandsexces vormen.
4. Op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend.