ECLI:NL:RBROT:2021:3961

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
ROT 19/2236
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan varkenshouder wegens overtreding van de Wet dieren en Verordening 1099/2009

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een varkenshouder (eiseres) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder). De eiseres had een boete van € 4.000 opgelegd gekregen voor het niet correct bedwelmen van varkens, wat in strijd zou zijn met de Wet dieren en de Verordening 1099/2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toezichthoudende dierenarts van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 27 september 2016 tijdens een inspectie heeft geconstateerd dat meerdere varkens niet goed waren bedwelmd. Dit werd onderbouwd door een rapport van bevindingen en camerabeelden die door eiseres waren ingediend. Eiseres betwistte de bevindingen van de toezichthoudende dierenarts en voerde aan dat de beelden niet de juiste conclusies ondersteunden. De rechtbank oordeelde echter dat de toezichthoudende dierenarts op basis van haar expertise en de waarnemingen tijdens de inspectie terecht had vastgesteld dat de varkens niet goed waren bedwelmd. De rechtbank concludeerde dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen en dat het beroep van eiseres ongegrond was. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de regelgeving omtrent dierenwelzijn en de rol van toezichthoudende instanties.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/2236

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] te [woonplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. F. Th.M. Peters,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. ing. H.D. Strookman.

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een boete van € 4.000, - opgelegd voor overtreding van bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften.
Bij besluit van 27 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar vennoten [naam 1] en [naam 2], die werden bijgestaan door de gemachtigde van eiseres, en [naam 3], werkzaam bij de kwaliteitsdienst van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 4], toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Overwegingen

1. De wettelijke bepalingen die in deze zaak van belang zijn, zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
2. In het op ambtsbelofte opgemaakte rapport van bevindingen van 4 oktober 2016 heeft een toezichthoudend dierenarts van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gerapporteerd dat zij zich in het kader van een inspectie op 27 september 2016 in het bedrijf van eiseres bevond bij het apparaat waarmee varkens elektrisch worden bedwelmd, op de plek waar de varkens uit het apparaat glijden. De toezichthouder zag daar dat meerdere varkens niet goed waren bedwelmd. Zij zag namelijk dat deze dieren spontaan met de ogen knipperden en ademden. Een aantal varkens reageerde ook op steken met het mes. Na het steken of in de ophangbaan werden de varkens wel nabedwelmd met de tang, aldus het rapport vaan bevindingen.
Bij het rapport zijn als bijlagen twee foto’s gevoegd waarop een aantal varkens is te zien dat uit het apparaat waarmee zij elektrisch zijn bedwelmd, is gekomen.
2.1.
Op basis van de bevindingen uit het hiervoor genoemde boeterapport heeft verweerder in het primaire besluit van 28 april 2017 aan eiseres een boete opgelegd van
€ 4.000,- wegens het plegen van het volgende feit:
Dieren werden niet uitsluitend gedood nadat zij zijn bedwelmd volgens de methoden en de desbetreffende specifieke toepassingsvoorschriften zoals beschreven in bijlage I bij verordening 1099/2009. De toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid werd niet aangehouden tot bij het dier de dood is ingetreden.
Volgens verweerder is dit een overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in samenhang gelezen met artikel 5.8 van de Regeling houders van dieren, alsmede artikel 3, eerste lid en artikel 4, eerste lid, van Verordening 1099/2009.
Verweerder heeft het boetebedrag dat bij deze overtreding hoort, verhoogd met toepassing van artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren, omdat eiseres eerder op 15 juli 2016 al is beboet voor eenzelfde overtreding en er nog geen vijf jaar verlopen zijn sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden. Deze boete is gelijk aan de som van de voor de overtreding op te leggen boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde boete.
2.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder deze boete gehandhaafd.
3. Eiseres voert aan dat dat uit de door haar op een usb-stick toegestuurde camerabeelden op geen enkele wijze blijkt dat de toezichthoudend dierenarts de effectiviteit van de verdoving controleert. Op deze camerabeelden is niet te zien dat een aantal dieren reageert op het steken met een mes. Evenmin is daarop te zien dat de toezichthouder controleert op pijnprikkels dan wel dat zij enig fysiek onderzoek heeft uitgevoerd. Bovendien kan zij vanaf de plek waar zij stond onmogelijk hebben gezien of de dieren ademden of met de ogen knipperden en is het niet ongebruikelijk dat er nog enige beweging zichtbaar is. Hoewel in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van de verklaring van de toezichthouder, is het beeldmateriaal duidelijk en bestond er voor verweerder aanleiding om te twijfelen aan deze verklaring van de toezichthouder. In dit geval ondersteunt het beeldmateriaal hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht, namelijk dat de toezichthouder niet gezien en geconstateerd kan hebben wat er in het rapport van bevindingen staat.
Verder is van belang dat eiseres haar processen voortdurend monitort en dat zij permanent toezicht houdt op de verdoving van dieren. Zij beschikt, gelet op de aanwezige naverdooftang, over de in de artikelen 5 en 6 van Verordening 1099/2009 genoemde vereiste voorzieningen en past haar verdoving permanent aan aan de stand van de techniek.
Gezien het voorgaande voldoet eiseres aan alle regelgeving, eisen en voorwaarden en heeft verweerder ten onrechte een boete aan haar opgelegd.
3.1.
Zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 19 maart 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:124) geldt als uitgangspunt dat een bestuursorgaan in beginsel mag afgaan op de juistheid van de inhoud van een toezichtrapport en de daarin vermelde bevindingen. Indien die bevindingen evenwel gemotiveerd worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
Verder volgt uit de rechtspraak van het CBb dat een verklaring van een toezichthoudend dierenarts die onder ambtseed is gemaakt, leidend is en beeldmateriaal slechts een ondersteunende functie kan hebben (zie bijvoorbeeld:ECLI:NL:CBB:2015:218).
3.2.
De rechtbank begrijpt het betoog van eiseres aldus dat zij stelt dat de vermeende overtreding (eiseres heeft varkens niet op juiste wijze bedwelmd waardoor zij de dieren vermijdbaar lijden heeft berokkend) niet valt af te leiden uit de camerabeelden.
Er is daarom geen aanleiding om uit te gaan van de juistheid van de in het rapport van bevindingen van 4 oktober 2016 genoemde constateringen van de dierenarts dat de betreffende varkens spontaan met de ogen knipperden en dat zij ademden.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt in voldoende mate uit het rapport van bevindingen van 4 oktober 2016 wat eiseres wordt verweten. De toezichthoudende dierenarts heeft vanuit de positie bij het apparaat waarmee varkens in het bedrijf van eiseres elektrisch worden bedwelmd geconstateerd dat varkens niet goed waren bedwelmd doordat zij zag dat deze dieren spontaan met de ogen knipperden en dat zij ademden. Verder zag zij dat een aantal dieren reageerde op steken met het mes.
Verweerder betwist niet dat de toezichthoudende dierenarts tijdens de controle niet de door eiseres genoemde methodiek heeft toegepast waarbij ter controle van de ademhaling van een varken een hand voor de snuit moet worden gehouden. In het bestreden besluit heeft verweerder op pagina 3 hieromtrent overwogen dat de toezichthoudende dierenarts al meer dan 20 jaar ervaring heeft met varkens en dat zij vanuit die expertise een ritmische buikademhaling constateert vanuit de positie waar zij staat en dat het niet nodig is om ter verificatie een andere methode te gebruiken om de ademhaling bij de dieren vast te stellen.
Verder betwist verweerder niet dat op de foto’s bij het rapport van bevindingen en op de camerabeelden de door de toezichthoudende dierenarts waargenomen actieve ademhaling bij de varkens niet, dan wel niet goed te zien is.
3.4.
Tijdens de telefonische hoorzitting van 20 maart 2019 zijn de door eiseres geleverde camerabeelden uitgebreid besproken. De toezichthoudende dierenarts, die de controle op
27 september 2016 heeft verricht, was bij deze hoorzitting aanwezig.
Over het derde filmpje heeft de toezichthoudende dierenarts verklaard dat ze daarop heeft gezien dat varkens (lang) natrappelen, dat er buikademhaling bij de varkens te zien is, dat sprake is van een ritmische ademhaling en dat een varken de kop opsteekt. Eiseres heeft tijdens de hoorzitting over dit derde filmpje verklaard dat er sprake is geweest van spiertrekkingen bij de dieren, dat niet is te zien dat een varken de kop opsteekt en dat de dierenarts bij de band haar hand voor de snuit van het varken had moeten houden om te kunnen beoordelen of dit dier ademde.
De toezichthoudende dierenarts heeft de varkens zien ademen vanuit de positie waar zij stond. Naar eigen zeggen is zij om 14.32 uur de vuile slachthal ingegaan. Vervolgens is zij om 14.33 uur, op het moment dat zij buiten beeld was, de technische ruimte van het verdovingsapparaat van eiseres (de Midas) ingegaan. Daar heeft zij gecheckt of er nog storingen of onderhoud is geweest en heeft zij de werking van het apparaat gecontroleerd. Vervolgens is zij vanuit de positie achter de steker naar het doden van de varkens blijven kijken met haar rug naar de technische ruimte toe. Hier is zij niet goed zichtbaar op de camerabeelden. Om 14.44 uur komt zij vanuit de kant van de technische ruimte weer in beeld lopen en heeft zij van een aantal varkens foto’s gemaakt.
De toezichthoudende dierenarts heeft voorts tijdens de hoorzitting toegelicht dat een enkelvoudige ademhaling kan voorkomen bij elektrische verdoving, maar dat dit niet hetzelfde is als een ritmische ademhaling. Zij heeft een ritmische ademhaling bij een aantal varkens geconstateerd. Deze dieren zijn volgens haar niet goed de tonische fase ingegaan waardoor zij trappelden, zoals op de camerabeelden zichtbaar is, en leken te reageren op steken. Er was volgens de toezichthoudende dierenarts ook een varken dat zijn kop optilde, hetgeen ook te zien is op de camerabeelden. Zij heeft vanaf een afstand kunnen zien dat de varkens duidelijk ademden. Op de camerabeelden is sprake van een zichtbare buikademhaling bij twee varkens.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt in voldoende mate uit het rapport van bevindingen, de toelichting in het bestreden besluit en haar verklaringen tijdens de telefonische hoorzitting in bezwaar dat de toezichthoudende dierenarts op 27 september 2016 vanuit haar deskundigheid heeft kunnen vaststellen dat meerdere varkens niet goed waren bedwelmd, omdat zij vanuit haar positie bij de steker (op afstand) heeft kunnen zien dat deze varkens spontaan met hun ogen knipperden en ademden en dat een aantal varkens reageerde op het steken met een mes. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft betoogd over de camerabeelden geen aanleiding voor twijfel aan de verklaringen en waarnemingen van de toezichthoudende dierenarts, mede gelet op de omstandigheid dat de door de dierenarts beschreven bewegingen op de beelden ook zichtbaar zijn.
De stelling van eiseres dat zij zich houdt aan de regelgeving op dit punt, nu er permanent toezicht op haar bedrijf wordt gehouden en er wordt gewerkt met een naverdooftang leidt niet tot een ander oordeel, nu dit niet afdoet aan de constatering van de toezichthoudende dierenarts dat eiseres op 27 september 2016 meerdere varkens niet goed had bedwelmd.
De rechtbank volgt eiseres evenmin in de ter zitting ingenomen stelling dat vraagtekens kunnen worden gezet bij de juistheid van de bevindingen in het boeterapport van 4 oktober 2016, gelet op de verstreken periode tussen de controle (27 september 2016) en het boeterapport (4 oktober 2016). Nog daargelaten dat het in dit geval om een relatief korte periode gaat (zeven dagen), heeft eiseres niet onderbouwd waarom de informatie in het boeterapport niet meer betrouwbaar en juist zou zijn, omdat dit rapport dateert van een latere datum dan de controle door de NVWA op 27 september 2016 op het bedrijf van eiseres.
4. Nu verweerder op basis van het boeterapport en de verklaringen van de toezichthoudende dierenarts op de hoorzitting van 20 maart 2019 terecht heeft vastgesteld dat eiseres artikel 3, eerste lid en artikel 4, eerste lid, van Verordening 1099/2009 heeft overtreden, was verweerder bevoegd om eiseres daarvoor een boete op te leggen. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd die zich richten tegen de hoogte van de boete.
5. Het beroep is dus ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Fransen, rechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De beslissing is in het openbaar gedaan op 6 mei 2021.
griffier rechter
De griffier is buiten staat te tekenen de rechter is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Bijlage: wettelijke bepalingen

Artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009: Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten wordt ervoor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard.
In het voornemen en de bip wordt artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 wel genoemd, maar in het bestreden besluit niet. Dit lijkt mij echter wel een relevante bepaling.
Artikel 4, eerste lid, van Verordening 1099/2009 (verdovingsmethoden): Dieren worden uitsluitend gedood nadat zij zijn bedwelmd volgens de methoden en de desbetreffende specifieke toepassingsvoorschriften zoals beschreven in bijlage I. De toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid wordt aangehouden tot bij het dier de dood is ingetreden.
Bijlage II, Punt 5 bij Verordening 1099/2009:
5. Elektrisch bedwelmen (kop tot lichaam)
5.1.
Schapen, geiten en varkens
De minimale stroomsterkte voor het elektrisch bedwelmen (van kop tot lichaam) is 1 ampère voor schapen en geiten, en 1,30 ampère voor varkens.
Artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren: Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
Artikel 5.8 van de Regeling houders van dieren: Als voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet worden aangewezen de artikelen 3, 4, eerste en vierde lid, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste en tweede lid, 7, 8, 9, 12, 14, eerste en tweede lid, 15, eerste, tweede en derde lid, 16, eerste tot en met vierde lid, 17, 19, 21, zesde lid, 24 en 28, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009.
Hoogte boete
Artikel 5:46, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht: De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
Artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht: Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren: De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
a. categorie 1: € 500;
b. categorie 2: € 1500;
c. categorie 3: € 2500;
d. categorie 4: € 5000;
e. categorie 5: € 10.000 of, indien dat meer is, 10% van de jaaromzet.
Artikel 2.3 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren:
Indien de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu:
a. gering zijn of ontbreken, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gehalveerd;
b. ernstig zijn, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, verdubbeld.
Artikel 2.5, eerste lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren: Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.
Artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren: De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlage bij deze regeling voor desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
Volgens de bijlage van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren valt een overtreding van artikel 5.8 van de regeling houders van dieren onder categorie 3.