Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam gedaagde 2],
1..De procedure
- de dagvaarding van 25 augustus 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie/akte overlegging producties in conventie;
- de behandeling ter zitting van 12 maart 2021;
- de ter zitting door [naam eiser 1] voorgedragen notitie;
- de spreekaantekeningen van mr. Berkhof.
2..De feiten
- [naam eiser 1] was 50% aandeelhouder in [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), de andere 50% werd gehouden door [naam 1] ;
- [naam bedrijf] hield alle aandelen in twee werkmaatschappijen;
- [naam eiser 1] en [naam 1] waren beiden bestuurder van [naam bedrijf] ;
- Tussen [naam eiser 1] en [naam 1] is in 2015 een conflict ontstaan, dat onoverbrugbaar is gebleken;
- [naam eiser 1] en [naam 1] hebben vervolgens gesproken over overname door een van beiden van de aandelen van de ander; een eerste conceptovereenkomst daartoe is opgesteld in augustus 2015;
- begin 2016 is een commissie van wijzen ingesteld, met als doel te adviseren over de oplossing van de ontstane impasse;
- na het besluit tot het instellen van deze commissie, maar voorafgaande aan het verlenen van de definitieve opdracht, is de overeenkomst tussen [naam eiser 1] en [naam gedaagde 1] tot stand gekomen.
3..Het geschil
in conventie
4..De beoordeling
in conventie
- gebrek aan voortvarendheid;
- onvoldoende aandacht voor de arbeidsrechtelijke aspecten;
- ondeugdelijke advisering over de samenstelling van de commissie van drie deskundigen;
- opschorting dienstverlening zolang geen voorschot werd voldaan.
5..De beslissing
26 mei 2021voor conclusie na tussenvonnis als bedoeld in 4.24 tot en met 4.27 door [naam eiser 1] , waarna [naam gedaagde 1] een antwoordconclusie kan nemen;