Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 13 maart 2020, met producties 1 tot en met 23;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 7;
- de brief van de rechtbank van 29 juli 2020, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
- de brief van de rechtbank van 26 augustus 2020, waarbij partijen zijn geïnformeerd dat de mondelinge behandeling niet door kan gaan op de door de rechtbank bepaalde datum;
- de brief van de rechtbank van 23 september 2020, waarbij de rechtbank een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling heeft bepaald en partijen daarvoor zijn opgeroepen;
- de brief van 3 december 2020 van de zijde van [eiser] , met producties 24 en 25;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 december 2020;
- de brief van [eiser] van 29 december 2020 met opmerkingen over het proces-verbaal;
- de brief van de curator van 13 januari 2021 met opmerkingen over het proces-verbaal;
- de brief van [eiser] van 19 januari 2021 in reactie op de brief van 13 januari 2021 van de curator.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
- de constante, goede resultaten van Bresser, tot een plotse wijziging van de grondslag voor winst- en verliesbepaling voor het boekjaar 2011,
- het opnemen van een ruime voorziening door Bresser voor de vordering van [eiser] die grotendeels verzekerd was,
- ongerijmdheden tussen de in het publieke domein bekende feiten over het project in Azerbeidzjan, en de mededelingen die daarover kennelijk door de leiding aan de curator zijn verstrekt,
- het ontbreken van enige verklaring over het kennelijk onverzekerd leasen van materiaal voor een project in een land met een berucht niveau van corruptie,
- de omstandigheid dat de vermeende schade uit het project in Azerbeidzjan in hoogte dicht in de buurt komt van de hoogte van de vordering van [eiser] .
€ 1.126,00(2,0 punten x tarief II à € 563,00 per punt).