ECLI:NL:RBROT:2021:2909
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardering van onroerende zaak voor belastingdoeleinden; keuze tussen vergelijkingsmethode en HWK-methode
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaken tussen [naam eiseres] B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, met betrekking tot de waardering van een winkelpand voor de belastingjaren 2018 en 2019. De eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarden van respectievelijk € 5.532.000,- en € 5.723.000,-, welke waarden door de heffingsambtenaar zijn vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank heeft beide zaken gelijktijdig behandeld op 10 februari 2021.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres de waarde van de onroerende zaak te hoog heeft geacht, met een voorgestelde waarde van € 4.170.000,- voor 1 januari 2017 en € 4.200.000,- voor 1 januari 2018. De heffingsambtenaar heeft zijn waardering onderbouwd met een taxatierapport en verkoopcijfers van vergelijkbare objecten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast heeft voldaan en dat de waardering op basis van verkoopcijfers van vergelijkbare objecten een nauwkeuriger onderbouwing biedt dan de door eiseres voorgestelde HWK-methode.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de heffingsambtenaar voor beide belastingjaren in zijn bewijslast is geslaagd en heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.