ECLI:NL:RBROT:2021:2211
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Educatieve maatregel alcohol en verkeer opgelegd aan eiser na aanhouding onder invloed
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer (EMA) aan de eiser. De eiser, die betwistte de bestuurder te zijn geweest van een motorvoertuig, had eerder een aanhouding onder invloed van alcohol op 23 december 2018. De politie had bij de aanhouding een bloedonderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat de eiser een bloedalcoholgehalte van 1,67‰ had. De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) had op basis van deze feiten een EMA opgelegd, wat door de eiser werd bestreden.
De rechtbank oordeelde dat de CBR terecht had vastgesteld dat de eiser met voldoende zekerheid als bestuurder kon worden aangemerkt, ondanks zijn ontkenning en de verklaring dat een vriend de auto had bestuurd. De rechtbank verwees naar de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011. De rechtbank benadrukte dat in bestuursrechtelijke procedures niet dezelfde bewijsvereisten gelden als in strafrechtelijke procedures. De rechtbank concludeerde dat de CBR op basis van de beschikbare feiten en het proces-verbaal van de politie de EMA terecht had opgelegd.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.