In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2021 uitspraak gedaan in de zaken ROT 20/286 en ROT 20/2768, waarbij de rechtbank de afwijzing van de erkenning van een beroepsziekte door de korpschef van politie heeft bevestigd. Eiser, werkzaam als senior tactische opsporing, had verzocht om zijn ziekte als beroepsziekte te erkennen, die zou voortvloeien uit een dienstongeval dat hij op 5 april 1995 had gehad. De rechtbank oordeelde dat er geen medisch causaal verband bestaat tussen de huidige klachten van eiser en het dienstongeval, omdat het interval tussen de klachten en het ongeval te groot is en de huidige aandoening (hernia) niet hetzelfde is als de oorspronkelijke klacht (lumbago). De rechtbank heeft het rapport van Medas, dat de afwezigheid van een causaal verband bevestigde, als zorgvuldig en juist beoordeeld. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat de conclusies van het rapport onjuist zijn.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit 1 ongegrond verklaard, waarin eiser aanspraak maakte op een aanvulling van zijn bezoldiging op basis van zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsongeschiktheid van eiser niet voortvloeit uit een beroepsziekte, waardoor hij geen recht heeft op de gevraagde aanvullingen. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht de aanvragen van eiser heeft afgewezen en dat de besluiten in stand blijven.