Op 22 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte had eerder al een bestuurlijke boete opgelegd gekregen voor dezelfde feiten. De officier van justitie was niet ontvankelijk in de strafvervolging omdat niet was voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 243 en 255 van het Wetboek van Strafvordering. De politierechter, mr. J.L.M. Boek, heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzetten van een hennepkwekerij, maar dat de strafvervolging niet kon doorgaan vanwege de reeds opgelegde bestuurlijke boete. De verdachte verklaarde dat hij in financiële problemen was geraakt na het verlies van zijn moeder en dat hij de hennepkwekerij had opgezet om zijn schulden te kunnen betalen. De politierechter heeft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging. De verdachte heeft veertien dagen de tijd om in hoger beroep te gaan, net als de officier van justitie.