Ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van de door haar gestelde overeenkomst wijst [naam bedrijf A] op een berichtenwisseling via WhatsApp tussen [naam persoon A] (die de chatnaam “
[chatnaam persoon A]” gebruikt) en [naam persoon B] van 6 juni 2019 (door [naam bedrijf A] overgelegd als bijlage 1 bij haar brief aan de kantonrechter van 8 december 2020). Deze berichtenwisseling luidt als volgt:
“[06-06-19 13:59:30] [chatnaam persoon A] : BV blijft zoals is.
[06-06-19 13:59:38] [chatnaam persoon A] : We nemen er allebei niks uit.
[06-06-19 14:00:01] [chatnaam persoon A] : Dat kun je dan gaan doen als er inkomsten in komen.
[06-06-19 14:00:11 [naam persoon B] : Ja maar dan is al het overige een lening? Of zie ik dat weer verkeerd?
[06-06-19 14:01:21] [chatnaam persoon A] : Ja rest is lening aan de bv en wat naar jou privé is gegaan is dan lening van [naam bedrijf A] aan jou.
[06-06-19 14:00:26] [naam persoon B] : Top.
[06-06-19 14:00:36] [naam persoon B] : Dat laatste is top.
[06-06-19 14:01:07] [naam persoon B] : Maar de overige kosten worden die nog voor mij op papier gezet?
[06-06-19 14:01:26] [chatnaam persoon A] : Ja heb ik al.
[06-06-19 14:01:35] [chatnaam persoon A] : Dat is niet veel.
[06-06-19 14:02:21] [chatnaam persoon A] : 622,90.
[06-06-19 14:02:24] [naam persoon B] : Oké stuur maar op dan heb ik er een beeld bij.
[06-06-19 14:02:49] [naam persoon B] : Top.
[06-06-19 14:03:18] [naam persoon B] : Ik ga thuis even overleggen hoe ik dit terug betalen aan jullie.”