ECLI:NL:RBROT:2021:1593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
ROT 19/4611
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van AOW-pensioen wegens niet duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiser ontving sinds 8 februari 2014 ouderdomspensioen volgens de alleenstaandennorm, maar de verweerder heeft op 1 mei 2019 besloten dat de eiser met ingang van mei 2019 recht heeft op ouderdomspensioen naar de norm voor gehuwden. Tevens heeft de verweerder vastgesteld dat de eiser over de periode van februari 2017 tot en met februari 2019 € 9.041,70 teveel aan ouderdomspensioen heeft ontvangen, wat teruggevorderd werd. De eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar dit werd ongegrond verklaard, waarna hij beroep instelde.

Tijdens de zitting op 1 februari 2021 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De eiser stelde dat hij sinds 2016 duurzaam gescheiden leeft van zijn ex-partner, maar de rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht had vastgesteld dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank baseerde zich op de feitelijke omstandigheden, waaronder het feit dat de eiser en zijn ex-partner in 2018 hun 25-jarig huwelijk vierden en dat de eiser regelmatig bij zijn ex-partner verbleef. De rechtbank concludeerde dat de verweerder voldoende inzichtelijk had gemaakt waarom de aanpassing van de uitkering en de terugvordering terecht waren.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/4611

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. S.C. Scheermeijer,
en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder,

gemachtigde: mr. G.E. Eind.

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2019 (aanpassing) heeft verweerder op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) bepaald dat eiser met ingang van mei 2019 recht heeft op ouderdomspensioen naar de norm voor gehuwden.
Bij besluit van 1 mei 2019 (terugvordering) heeft verweerder bepaald dat eiser over de periode van februari 2017 tot en met februari 2019 € 9.041,70 teveel aan ouderdomspensioen heeft ontvangen. Verweerder heeft dit bedrag van eiser teruggevorderd.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde (beiden telefonisch gehoord). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser ontving sinds 8 februari 2014 ouderdomspensioen volgens de alleenstaandennorm. Op het aanvraagformulier, dat door verweerder op 12 december 2013 is ontvangen, heeft eiser gemeld dat hij gehuwd is maar dat hij zou gaan scheiden. Eiser heeft verder gemeld dat hij rond de jaarwisseling in Polen zou gaan wonen en dat zijn vrouw en kinderen in Nederland achterbleven. In maart 2019 is verweerder een handhavingsonderzoek gestart naar eisers leefsituatie.
Er is dossieronderzoek gedaan en op 9 april 2019 heeft een gesprek met eiser plaatsgevonden. Van dat gesprek is een verslag gemaakt (formulier onderzoek DGL). Eiser heeft dat verslag ondertekend. Eiser heeft toen verklaard dat hij sinds januari 2017 in Polen in de woning van zijn ex-partner woont. Zijn ex-partner woont in Rotterdam met hun zoon. Eiser betaalt de lasten van de Poolse woning en de kosten voor het opknappen daarvan. Verder heeft eiser verklaard dat zijn ex-partner en hij regelmatig contact met elkaar hebben via telefoon en whatsapp en dat hij, als hij in Nederland is, bij haar verblijft. Dit is meestal drie of vier keer per jaar. Eiser blijft dan meestal een week of drie. Als eiser en zijn ex bij elkaar zijn, eten zij samen. Sinds 2 april verbleef hij weer een aantal weken bij zijn ex-vrouw in verband met de bezichtiging van een woning. Eiser heeft voorts bevestigd dat hij in 2018 samen met zijn ex partner hun 25-jarig huwelijk heeft gevierd in Polen. Bij beschikking van 14 oktober 2019 is het huwelijk tussen eiser en zijn gewezen partner ontbonden. In het dossier bevinden zich verder telefoonnotities van 31 oktober 2018 en 28 februari 2019 volgens welke eiser telefonisch gemeld zou hebben dat hij een aantal weken naar Nederland komt en gedurende zijn verblijf logeert bij zijn ex-vrouw.
2. Eiser voert als beroepsgrond aan dat hij vanaf 2016 duurzaam gescheiden van zijn ex-partner leeft. Verweerder heeft in de beslissing op bezwaar niet inzichtelijk gemaakt op grond van welke omstandigheden hij dat niet aannemelijk vindt. De uitkering is dan ook ten onrechte aangepast en teruggevorderd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
2.1.
Eiser heeft zijn beroepsgrond als volgt toegelicht. Het handhavingsrapport van 12 april 2019 baseert zich op een gespreksverslag dat zijn verklaring op een aantal punten onjuist weergeeft. Voor het huis in Polen betaalt hij alleen de aanschaf van materiaal dat nodig is voor onderhoud. Als hij in Nederland verblijft logeert hij niet alleen bij zijn ex-vrouw maar ook elders. Hij bezoekt zijn zoon niet samen met zijn ex-vrouw, maar zij komen elkaar tijdens die bezoeken wel bij de zoon tegen. De whatsappcontacten beperken zich tot het beheer van het huis in Polen.
2.2.
Artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW bepaalt dat als ongehuwd mede wordt aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is. Volgens vaste rechtspraak is bij gehuwden van duurzaam gescheiden leven pas sprake als na de door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt alsof hij niet met de ander is gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Daarbij zijn de feitelijke omstandigheden bepalend voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven. Het gegeven dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning is niet voldoende om een duurzaam gescheiden leven aan te nemen. De echtelijke samenleving kan bestaan zonder dat van samenwonen sprake is. De motieven op grond waarvan de echtelijke samenleving niet, nog niet, niet meer of niet opnieuw is verbroken, zijn niet relevant voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven. Zie in dit verband bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 16 december 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:3526) en van 19 september 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3018 en ECLI:NL:CRVB:2019:3019).
2.3.
Verweerder meent, dat in elk geval vanaf 1 februari 2017 geen sprake is geweest van duurzaam gescheiden leven in bovengenoemde betekenis. Naast de omstandigheden die zijn beschreven in 1 noemt verweerder in de beslissing op bezwaar nog het volgende. Pas op 5 juni 2019 is een echtscheidingsprocedure in gang gezet. De partner heeft eigendommen staan in de Poolse woning. Eiser heeft een sleutel van de woning van zijn ex partner in Rotterdam. Hij zegt die sleutel nodig te hebben om de woning in en uit te kunnen voor boodschappen, als zijn ex-partner gaat werken. Zijn ex-partner heeft een sleutel van de woning in Polen. Als hij bij zijn ex-partner in Nederland is eten zij samen. Zij komen tegelijk op bezoek bij hun zoon. Ter zitting heeft verweerder gewezen op de bankafschriften die eiser heeft ingezonden. Daarop is zichtbaar dat zijn ex-echtgenote geregeld geld naar hem overmaakte.
2.4.
Met het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht en ook inzichtelijk uiteengezet, waarom in dit geval duurzaam gescheiden leven niet aannemelijk is geweest. Een van de genoemde omstandigheden draagt daar in niet geringe mate toe bij, namelijk het gegeven dat eiser en zijn ex in 2018 in elk geval nog wel reden hebben gezien de tussen hen bestaande relatie als een zilveren bruiloft te vieren. Verder heeft verweerder bij de beslissing mogen uitgaan van het verslag dat van het gesprek van 9 april 2019 met eiser is gevoerd. Hij heeft dat verslag ondertekend, met inbegrip van de vermelding dat de vragen naar waarheid zijn beantwoord, dat het ingevulde formulier met hem is doorgenomen voor het werd ondertekend en dat hij de gelegenheid heeft gehad correcties in de tekst aan te brengen.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. N.C. Correa, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 1 maart 2021.
de griffier is buiten staat de rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.