ECLI:NL:RBROT:2021:1383
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van Participatiewet met betrekking tot bijschrijvingen en stortingen op bankrekeningen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, die sinds 2 november 2016 een bijstandsuitkering ontvangen op grond van de Participatiewet, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Dit besluit, genomen op 15 juli 2020, verklaarde het bezwaar van eisers tegen een eerder besluit van 4 oktober 2019 ongegrond, waarin hun recht op bijstand over de periode van 1 september 2018 tot en met 31 juli 2019 werd herzien en € 1.075,- aan bijstand werd teruggevorderd. De rechtbank heeft op 18 februari 2021 uitspraak gedaan.
Eisers voerden aan dat bepaalde bijschrijvingen en stortingen op hun bankrekeningen niet als inkomen konden worden aangemerkt. De rechtbank overwoog dat de stortingen en bijschrijvingen in beginsel als inkomen moeten worden beschouwd, tenzij eisers kunnen aantonen dat deze niet als zodanig moeten worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de relevante periode bijschrijvingen en stortingen hebben plaatsgevonden voor een totaalbedrag van € 1.085,-, maar dat eisers in sommige gevallen voldoende bewijs hebben geleverd dat bepaalde bedragen niet als inkomen moeten worden aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het betreft de bijschrijvingen en stortingen die niet als inkomen moeten worden aangemerkt. Tevens is bepaald dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 48,- vergoedt en dat verweerder in de proceskosten van eisers wordt veroordeeld tot een bedrag van € 1.068,-. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak.