Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
SCHEFFERDRUKKERIJ B.V.,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 29 april 2021, waarin het verzoek van de curator om de Belastingdienst in een procedure te betrekken werd afgewezen. De curator, in zijn hoedanigheid van curator van de gefailleerde Schefferdrukkerij B.V., had verzocht om een machtiging op grond van artikel 68 lid 3 van de Faillissementswet (Fw). De rechter-commissaris oordeelde dat de rechtsvraag nog niet was uitgekristalliseerd en dat de belangen van de concurrente schuldeisers niet gediend waren bij de procedure, gezien het beperkte financieel belang en de vertraging die dit met zich zou meebrengen voor de afwikkeling van het faillissement.
De curator ging in beroep tegen deze beslissing, stellende dat de rechter-commissaris een te nauwe maatstaf had gehanteerd en dat de procedure wel degelijk in het belang van de boedel en de crediteuren zou zijn. De Belastingdienst voerde verweer en stelde dat het verrekenen van vorderingen rechtmatig was, maar dat de zaak niet geschikt was voor een procedure.
De rechtbank oordeelde dat de rechter-commissaris terecht had geoordeeld dat de procedure niet in het belang van de gezamenlijke schuldeisers was, maar hoogstens in het belang van de curator zelf. De rechtbank bekrachtigde de beschikking van de rechter-commissaris, waarbij werd benadrukt dat de duur en uitkomst van de procedure onzeker waren en dat de belangen van de concurrente schuldeisers voorop moesten staan.