Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , gevestigd te [plaats] , eiseres
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 1993/94, 23 574, nr. 3, blz. 13) bij de artikelen 1 en 2 van de Wav staat dat diegene die een vreemdeling feitelijk arbeid laat verrichten vergunningplichtig werkgever is en dat deze werkgever te allen tijde verantwoordelijk is voor en aanspreekbaar op het al dan niet aanwezig zijn van de benodigde tewerkstellingsvergunning. Of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of gezagsverhouding is daarbij niet relevant, aldus de Memorie van Antwoord (Kamerstukken II, 1993/94, 23 574, nr. 5, blz. 2). De Wav gaat daarmee uit van een ruime invulling van het begrip ‘werkgever’. Het enkele feit dat in opdracht of ten dienste van een werkgever arbeid wordt verricht, is al voldoende om als werkgever in de zin van de Wav te worden aangemerkt. In dit geval zijn er geen arbeidsovereenkomsten en is er verder ook niets op schrift gesteld. Uit het boeterapport met bijlagen wordt echter duidelijk dat [persoon B] heeft verklaard dat [persoon A] hem heeft benaderd om hem personeel te kunnen leveren voor werkzaamheden op de locatie [adres] in Amsterdam. [persoon A] heeft dit bevestigd. [persoon A] heeft in het bijzijn van zijn advocaat verklaard dat hij optreedt en verklaard namens eiseres. Hij heeft verklaard dat hij mensen nodig had voor werkzaamheden in het pand en dat hij uiteindelijk met [persoon C] een afspraak heeft kunnen maken dat de laatste hem vier werknemers kon leveren op 27 augustus 2018. Verder heeft [persoon A] verklaard dat de vreemdelingen die dag naar de bewuste locatie zijn gekomen en dat de afspraak was dat ze gipsplaten van beneden naar boven moesten sjouwen en puin moesten opruimen. Hij heeft wel gevraagd naar de identiteitsdocumenten en tewerkstellingsvergunningen maar het is hem niet gelukt die te verkrijgen. Niet valt in te zien waarom verweerder niet op deze verklaring van [persoon A] mocht afgaan. Eiseres heeft gesteld dat de werkzaamheden aan het pand zijn aangenomen door [naam bedrijf] en niet door eiseres. In dat verband heeft zij facturen en betalingsbewijzen overgelegd, waaruit blijkt dat de opdrachtgever van de verbouwwerkzaamheden opdrachten verstrekte aan [naam bedrijf] en haar daarvoor ook betaalde. Wat daar van zij, dat neemt niet weg dat ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 1˚, van de Wav meerdere (rechts)personen dezelfde vreemdeling dezelfde arbeid kunnen laten verrichten en derhalve kunnen worden aangemerkt als werkgever. Ingevolge artikel 2, in samenhang met de artikelen 18 en 19a, eerste lid, van de Wav kan aan elk van deze werkgevers een boete worden opgelegd, ingeval geen van hen voor deze arbeid over een tewerkstellingsvergunning beschikt. Daargelaten of [naam bedrijf] (ook) als werkgever van de vier vreemdelingen kan worden aangemerkt, heeft eiseres met hetgeen zij naar voren heeft gebracht niet aangetoond dat [naam bedrijf] in dit geval met uitsluiting van eiseres als werkgever moet worden aangemerkt. Dat [naam bedrijf] in opdracht verbouwingen realiseerde aan het pand, wil nog niet zeggen dat eiseres de vreemdelingen geen opdracht heeft gegeven om aldaar arbeid te verrichten. Eiseres heeft geen goede verklaring gegeven voor haar stelling dat de verklaring van [persoon A] op dit punt onjuist is. Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat [naam bedrijf] de directeur en enig aandeelhouder is van eiseres, en dat [persoon A] de enig aandeelhouder is van [naam bedrijf] Ten tijde van belang was [persoon D] directeur van [naam bedrijf] Hij heeft aan [persoon A] last en volmacht gegeven om namens [naam bedrijf] en eiseres te verklaren. Niet valt in te zien waarom [persoon A] onjuist zou verklaren over namens wie hij de opdracht aan de vreemdelingen verstrekte. Hij heeft verklaard dat namens eiseres te hebben gedaan en heeft bovendien in het bijzijn van zijn advocaat deze verklaring gedaan en ondertekend. De enkele stelling ter zitting van eiseres dat hij in die verklaring heeft gelogen, is niet voldoende voor de conclusie dat verweerder zich niet op die verklaring kon baseren. De conclusie is dat de vreemdelingen feitelijk arbeid hebben verricht in opdracht en ten behoeve van eiseres. Daarmee staat vast dat eiseres werkgever is in de zin van de Wav.