ECLI:NL:RBROT:2021:12802
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing naturalisatieverzoek op basis van Chavez-Vilchez verblijfsrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een eiseres met de Kaapverdische nationaliteit, die sinds 2013 in Nederland verblijft bij haar minderjarige dochter met de Nederlandse nationaliteit. Eiseres had op 9 maart 2020 een verzoek om naturalisatie ingediend, maar dit werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat het Chavez-Vilchez verblijfsrecht dat eiseres heeft, als tijdelijk wordt beschouwd. Dit betekent dat er bedenkingen bestaan tegen haar verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland, zoals vereist voor naturalisatie. Eiseres had verzocht om het antwoord op prejudiciële vragen van het Hof van Justitie van de Europese Unie af te wachten, maar de rechtbank wees dit verzoek af, omdat de naturalisatieprocedure en de verblijfsrechtelijke procedure gescheiden zijn. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er bedenkingen zijn tegen het verblijf van eiseres voor onbepaalde tijd, en dat de burgemeester niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de afwijzing van het verzoek om naturalisatie. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding van eiseres afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.