Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 1 juli 2021, met producties;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, met producties;
- de incidentele conclusie van antwoord, met producties.
2..De feiten, voor zover van belang in het incident
3..De vordering in de hoofdzaak
4..De beoordeling in het incident
Standpunt MOG
mogelijkheidbestaat om
een onoplosbaar probleemvoor te leggen aan de Geschillencommissie Advocatuur. Van een onoplosbaar probleem is niet gebleken. Het voorleggen van een casus aan de Geschillencommissie Advocatuur is voorts een recht en geen plicht.
verplichtingbestaat om een geschil over de hoogte van een declaratie aan de Geschillencommissie Advocatuur voor te leggen. Maar los daarvan: feit is dat uit jurisprudentie blijkt (Hof ’sHertogenbosch 3 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:685 en rechtbank Oost-Brabant 7 januari 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:894) dat de Geschillencommissie Advocatuur niet optreedt als arbiter, maar als bindend adviseur. Als partijen al de verplichte inschakeling van de Geschillencommissie Advocatuur zijn overeengekomen, dan kan dat dus niet leiden tot onbevoegdheid van de rechtbank. Immers: naar vaste rechtspraak wordt de niet-ontvankelijkheid uitgesproken indien partijen bindend advies zijn overeengekomen. Onbevoegdheid van de rechtbank is alleen aan de orde bij arbitrage; artikel 1022 Rv geldt niet voor een bindendadviesovereenkomst.
5..Beoordeling in de hoofdzaak
6..De rechtbank
in het incident
26 januari 2022voor het nemen van een conclusie van antwoord door MOG.