ECLI:NL:RBROT:2021:12022

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
C/10/626806 / JE RK 21-2682
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beëindiging ouderlijk gezag, verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 november 2021 uitspraak gedaan over de verzoeken tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2], alsook over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder heeft het gezag over de kinderen, die momenteel bij pleegouders verblijven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder in het verleden geen veilige opvoedsituatie heeft kunnen bieden, maar dat zij momenteel betrokken is bij het leven van de kinderen en constructief samenwerkt met de pleegouders en de jeugdbeschermer. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om beëindiging van het ouderlijk gezag, maar de kinderrechter oordeelt dat er onvoldoende gronden zijn om deze maatregel toe te passen. De kinderen zijn goed gehecht aan de pleegouders en de situatie is nog relatief nieuw. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 6 december 2022, maar het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag is afgewezen. De kinderrechter benadrukt het belang van vertrouwen in de samenwerking tussen de moeder en de jeugdbeschermer, en dat de moeder de kans moet krijgen om haar rol als ouder op afstand te vervullen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/628161 / JE RK 21-2910 en C/10/626806 / JE RK 21-2682
datum uitspraak: 19 november 2021
beschikking afwijzing beëindiging van het ouderlijk gezag, verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing
in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en

de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

hierna te noemen
de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2017 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2020 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder wonende te [woonplaats moeder].
De kinderrechter merkt in de zaak van [naam kind 2] tevens als belanghebbenden aan:

[naam pleegouders],

hierna te noemen de pleegouders, wonende te [woonplaats pleegouders].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 8 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 11 oktober 2021,
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 3 november 2021, ingekomen bij de griffie op 4 november 2021.
Op 19 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. G. Veen, advocaat te ’s-Heer Arendskerke,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1],
- de vertegenwoordigsters van de GI, [naam 2] en [naam 3],
- de pleegouders.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven bij de pleegouders.
Bij beschikking van 17 november 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2]
verlengd tot 6 december 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 17 november 2020 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 6 december 2021.
De GI heeft zich bij brief van 14 mei 2021 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

De verzoeken

C/10/628161 / JE RK 21-2910 - Beëindiging ouderlijk gezag moeder
De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [naam kind 1] en [naam kind 2] te benoemen.
C/10/626806 / JE RK 21-2682 - Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [naam kind 1] en [naam kind 2] voor de duur van een jaar. De GI heeft tevens verzocht de uithuisplaatsing te verlengen van [naam kind 1] en [naam kind 2] voor de duur van de ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg.

Het standpunt van de Raad

Beëindiging ouderlijk gezag moeder
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn al een lange tijd uit huis geplaatst. Sinds 2 januari 2021 wonen [naam kind 1] en [naam kind 2] in hetzelfde pleeggezin, waar zij zich goed ontwikkelen. Het is duidelijk dat het perspectief van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij het pleeggezin ligt. [naam kind 1] heeft een moeilijke start gehad in het pleeggezin. Zij heeft duidelijkheid, voorspelbaarheid en structuur nodig. Er wordt niet meer gewerkt aan de doelen van een ondertoezichtstelling, te weten een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. Een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn daarom niet meer de geëigende maatregelen. Jaarlijks een zitting in het kader van de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zal mogelijk in de toekomst belastend zijn voor [naam kind 1] en [naam kind 2]. De Raad is dan ook van mening dat het ouderlijk gezag van de moeder dient te worden beëindigd en dat de GI dient te worden belast met de voogdij over [naam kind 1] en [naam kind 2].
Ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
De Raad vindt het handhaven van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing belangrijk, ondanks dat de onderlinge verstandhoudingen (moeder, pleegouders en de GI) goed zijn. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben na hun geboorte veel instabiliteite in de opvoedingssituatie ervaren door de verslavingsproblemen van de moeder. [naam kind 1] is prematuur en verslaagd geboren. In het geval van [naam kind 1] heeft deze instabiliteit langer geduurd dan bij [naam kind 2]. Wanneer [naam kind 1] in het pleeggezin meer tot rust gekomen is zal bekeken worden of zij hulpverlening nodig heeft. De Raad heeft er onvoldoende vertouwen in dat de moeder in staat is om in het vrijwillige kader de benodigde hulpverlening voor de kinderen te regelen.

Het standpunt van de GI

De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad en handhaaft ter zitting haar verzoek. Het perspectief van [naam kind 1] en [naam kind 2] ligt bij het pleeggezin. Een gezagsbeëindigende maatregel is het meest passend en zal duidelijkheid scheppen. Het voorzettzetten van de hulpverlening in het vrijwillig kader vindt de GI niet in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2], omdat het de moeder niet altijd lukt in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] te handelen als het gaat om het contact met oma moederszijde. De gezagsbeëindigende maatregel doet niets af aan de rol die de moeder heeft in het leven van [naam kind 1] en [naam kind 2]. Zij blijft betrokken bij beslissingen rondom de verzorging en opvoeding van [naam kind 1] en [naam kind 2] en dit zal in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] ook altijd gestimuleerd worden.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het niet eens met het verzoek tot beëindiging van haar ouderlijk gezag. De moeder werkt mee aan de hulpverlening. Bovendien vindt zij het belangrijk dat zij controle houdt op de GI, in die zin dat zij mee kan beslissen in zaken aangaande de kinderen en niet buitenspel wordt gezet. Zij wil actief en vooraf betrokken worden. In de beschikking van 17 november 2020 heeft de kinderrechter geoordeeld dat sprake was van een prille positieve ontwikkeling omdat de moeder een positieve en constructieve houding had in de samenwerking met de jeugdbescherming en de pleeggezinnen. Hierdoor heeft de moeder met pleegouders en de GI afspraken kunnen maken over onderwerpen die zij van belang vond. Deze houding draagt bij aan een stabiele opgroeiomgeving voor [naam kind 1] en [naam kind 2] en een voortdurende positieve betrokkenheid van de moeder bij haar kinderen. Omdat deze situatie nog pril was en het leven van de moeder nog niet geheel stabiel, is gekozen voor de voortzetting van de kinderbeschermingsmaatregelen. Daarna kan duidelijk worden of het vrijwillig kader volstaat. Het is nu nog te vroeg om het gezag te beëindigen. [naam kind 1] verblijft pas negen maanden in de huidige pleeggezin.
De moeder had verwacht nu zij instemt met het verblijf van de kinderen in het pleeggezin dat er in samenspraak ruimte zou zijn om de omgang met de kinderen uit te breiden. De moeder ervaart dat die ruimte er niet is. Zij voelt zich niet serieus genomen door de GI. Zij vindt bovendien dat zij onvoldoende op de hoogte wordt gehouden. De kinderen worden niet belast met een jaarlijkse verlenging van de kinderbeschermingsmaatregelen omdat zij nog erg jong zijn. De kinderen verkeren niet in onzekerheid over waar zij zullen opgroeien. Het perspectief is bepaald en de moeder is dankbaar dat de kinderen bij pleegouders kunnen opgroeien.
De moeder verzet zich niet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.

Het standpunt van de pleegouders

De pleegouders zijn het eens met het verzoek van de GI. De pleegouders houden zich afzijdig ten aanzien van het verzoek van de Raad, zij staan er neutraal in. De pleegouders zijn tevreden hoe de samenwerking met de moeder verloopt en vinden het belangrijk dat de kinderen contact blijven houden met de moeder. De kinderen vinden het fijn om de moeder te zien.

De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder kan de kinderen vanwege haar persoonlijke problematiek niet een veilige en stabiele opvoedsituatie bieden. De moeder is betrokken bij [naam kind 1] en [naam kind 2] en vindt dat zij in het pleeggezin moeten blijven. [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn goed gewend en gehecht aan de pleegouders en hun gezin. Het gaat ook overwegend goed met hen.
Voldaan is dan ook aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
Beëindiging ouderlijk gezag moeder
De kinderrechter overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De kinderrechter stelt voorop dat beëindiging van het ouderlijk gezag een maatregel is die diep ingrijpt in het leven van zowel de moeder van wie het gezag wordt beëindigd als de kinderen over wie het gezag wordt uitgeoefend. De wet stelt dan ook strenge eisen voor het toepassen van deze maatregel. De kinderrechter is van oordeel dat in deze zaak niet is voldaan aan deze eisen. Niet is gebleken dat dat beëindiging van het gezag in het belang is van de ontwikkeling van de kinderen. Verwezen wordt naar een uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 20 oktober 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:2067).
Duidelijk is dat de moeder haar kinderen in hun eerste levensfase geen veilige en stabiele opvoedingssituatie heeft geboden. Op dit moment ziet de kinderrechter dat de moeder betrokken is bij het leven van de kinderen en ook in hun belang beslissingen kan nemen. Het overleg tussen de moeder, pleegouders en jeugdbeschermer verloopt in principe constructief. Hier zijn alle partijen het over eens. Er is soms een verschil van mening, maar uiteindelijk worden partijen het eens over beslissingen voor de kinderen. Gebleken is ook dat de moeder de kinderen niet belast met zaken die spelen tussen haar en de pleegouders of jeugdbeschermer.
Het perspectief van [naam kind 1] en [naam kind 2] is duidelijk. De moeder is het er mee eens dat zij verder zullen opgroeien bij de pleegouders. Dat gezagsbeëindiging [naam kind 1] en [naam kind 2] meer duidelijkheid zal geven over hun toekomstperspectief heeft de Raad onvoldoende onderbouwd. [naam kind 1] en [naam kind 2] verkeren niet in onzekerheid waar zij verder zullen opgroeien en zijn zich niet bewust van de gevolgen van eventuele wijzigingen in het gezag over hen. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben op dit moment geen last van het blijven verlengen van de kinderbeschermingsmaatregelen.
De Raad heeft gelijk als zij zegt dat niet elk jaar de machtiging tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing kan worden verlengd, maar de kinderrechter ziet geen reden om nu al te concluderen dat de moeder in de toekomst haar verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen niet op afstand en in het vrijwillig kader zou kunnen uitoefenen. [naam kind 2] en [naam kind 1] zijn op 3 april 2020 uit huis geplaatst. [naam kind 2] verblijft sinds die datum bij pleegouders en [naam kind 1] sinds 2 januari 2021. De situatie zoals deze nu is, is met andere woorden voor iedereen nog relatief nieuw. De moeder en de pleegouders moeten wennen aan hun rol en aan de noodzakelijke samenwerking. Ook heeft de moeder in de tussentijd moeten werken aan het oplossen van haar eigen problemen. De moeder dient de kans te krijgen om samen met de pleegouders tot een vorm van samenwerking te komen dat ook in het vrijwillig kader kan bestaan waarbij zij moeder is op afstand. Hiervoor is het wel belangrijk dat de moeder inziet dat op dit moment de samenwerking met de jeugdbeschermer alleen goed blijft gaan als er sprake is van vertrouwen. De moeder lijkt de jeugdbeschermer te wantrouwen, maar de kinderrechter benadrukt dat er in deze zaak geen boeman is.
De kinderrechter zal het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder over [naam kind 1] en [naam kind 2] afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 6 december 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 6 december 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek van de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over [naam kind 1] en [naam kind 2].
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2021 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.