Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Vordering
3..Strafbare feit waarop de voordeelsberekening is gebaseerd
bijlageaan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
4..Beoordeling en berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
andere strafbare feitenwaaromtrent
voldoende aanwijzingenbestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan. In het arrest van 29 september 2020 [2] heeft de Hoge Raad – in verband met de onschuldpresumptie – geoordeeld dat de in artikel 36e, tweede lid, Sr bedoelde ‘voldoende aanwijzingen’ niet mogen worden aangenomen indien niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat andere strafbare feiten door de veroordeelde zijn begaan. De rechtbank stelt vast dat uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van de veroordeelde van 31 augustus 2021 volgt dat hij op 16 november 2010 is veroordeeld voor het aanwezig hebben van 10 kilo henneptoppen op 3 augustus 2010, hetgeen binnen de bewezenverklaarde periode valt. Hoewel de veroordeling slechts betrekking heeft op een enkel strafbaar feit, stelt de aard van het feit, in combinatie met het geld waarvoor geen legale herkomst kan worden vastgesteld, buiten elke redelijke twijfel dat er door de veroordeelde andere strafbare feiten zijn begaan die ten grondslag hebben gelegen aan de onverklaarbare uitgaven, zoals die zijn weergegeven in de kasopstelling.
5..Vaststelling van de betalingsverplichting
6..Toepasselijke wettelijke voorschriften
7..Bijlage
8..Beslissing
€ 141.941,86 (zegge: honderdeenenveertigduizend negenhonderdeenenveertig euro en zesentachtig eurocent);
€ 70.970 (zegge: zeventigduizend negenhonderdzeventig euro).
Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.