Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de betrokkene daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. De pleitnota houdt in:
“Persoonlijke omstandigheden
15. Voor zover uw Hof toch tot de vaststelling van enig wederrechtelijk voordeel komt, verzoek ik u de betalingsverplichting op nihil vast te stellen op de volgende gronden.
16. Het reclasseringsrapport van 15 januari 2015 vermeldt dat cliënt een uitermate moeilijke tijd achter de rug had toen hij bij [A] via [betrokkene 1] kwam werken. Inmiddels is cliënt weer na het verbreken van de relatie met [betrokkene 1] terug bij af, en die situatie is nog steeds zo: hij woont in bij zijn broer, waar hij samen met zijn inmiddels 13-jarige zoon een kamertje heeft betrokken. Bij dit pleidooi heb ik bijgevoegd een verklaring van maatschappelijk werk die hem zo mogelijk enigszins ondersteunt maar slechts heel weinig voor hem kan betekenen. Door deze situatie heeft cliënt ook depressieve klachten ontwikkeld. Ik heb bijgevoegd een verklaring van zijn huisarts ten bewijze hiervan.
17. Hij heeft geen werk en is al op leeftijd: de kansen op een baan zijn niet groot. En door de veroordeling krijgt hij geen VOG, een vereiste voor heel veel banen, zoals in de horeca, chauffeursbanen, via uitzendbureaus etc. Dit betekent dat hij direct als gevolg van deze strafzaak niet in staat is om een baan te vinden, iets waar hij in 2015 nog wel enige hoop op had. Hoe ouder hij wordt hoe lastiger dat wordt.
18. Zijn huidige inkomen is een ANW uitkering waarop hij wordt gekort omdat hij bij zijn broer inwoont. Deze uitkering is nu iets meer dan EUR 700 maar deze uitkering wordt ieder jaar ook lager, gelet op een geleidelijk toegepaste bezuinigingsmaatregel van het vorige kabinet voor samenwonenden. Hij en zijn zoon moeten van dit bedrag rondkomen. En omdat hij samenwoont met zijn broer is er zelfs de dreiging dat hij zijn hele uitkering verliest als geoordeeld zou worden dat zij een gezamenlijke huishouding voeren, dat overigens niet het geval is.
19. Al met al is zijn huidige draagkracht nihil en zal zijn toekomstige draagkracht ook in alle redelijkheid altijd zeer beperkt blijven, als dat al op enig moment aanwezig zal zijn. Ik verzoek u dan ook op grond van artikel 36e lid 5 Sr de betalingsverplichting te matigen tot nihil. Er waren en zijn ook geen vermogensbestanddelen waarop verhaald kan worden.
20. Daar komt voorts bij dat cliënt, juist om deze zaak achter zich te laten, het appel in de hoofdzaak heeft ingetrokken en de taakstraf uitgevoerd. Zelfs de proeftijd is al verstreken. Nu ook de redelijke termijn voor de behandeling van dit appel ruim is overschreden, 3,5 jaar na instellen appel, 2 jaar en 9 maanden na de laatste correspondentie over de getuigenverhoren, lijkt geen enkel zinnig strafvorderlijk doel meer gediend te zijn met het opleggen van een betalingsverplichting.
21. Ten slotte wens ik nogmaals te benadrukken dat de straf die de rechtbank hem heeft opgelegd, zeer fors is geweest. Gelet op het feit dat hij enkel gedurende een aantal maanden enkele hand- en spandiensten heeft verleend, en zelfs volledige medewerking heeft verleend aan het strafrechtelijke onderzoek door een USB stick met allerlei bestanden vrijwillig aan de politie te geven, komt de maximale taakstraf wel heel zwaar voor.
22. Gelet op het hiervoor gaande verzoek ik dan ook de uitspraak van de rechtbank te vernietigen, het voordeel op een veel lager bedrag vast te stellen en de betalingsverplichting te stellen op nihil.”