BIJLAGE
Artikel 26k van de Spoorwegwet:
1. Het is verboden een spoorvoertuig, voor gebruik op de hoofdspoorweginfrastructuur of een gedeelte daarvan, in de handel te brengen waarvoor geen voertuigvergunning is verleend door het Europees Spoorwegbureau of Onze Minister.
2. Onze Minister verleent, op aanvraag, een voertuigvergunning voor een spoorvoertuig, bestemd voor gebruik op de hoofdspoorweginfrastructuur of een gedeelte daarvan, met een gebruiksgebied dat zich beperkt tot Nederland, indien:
a. voor de in het spoorvoertuig aanwezige subsystemen geldige EG-keuringsverklaringen zijn opgesteld op grond van de TSI’s en nationale voorschriften die gelden op het moment dat de aanvraag wordt ingediend, tenzij voor de toepassing daarvan ontheffing is verleend overeenkomstig artikel 26f,
b. de in het spoorvoertuig aanwezige subsystemen technisch compatibel zijn,
c. de in het spoorvoertuig aanwezige subsystemen veilig geïntegreerd zijn, en
d. het spoorvoertuig technisch compatibel is met de hoofdspoorweginfrastructuur in het gebruiksgebied.
Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
3. De aanvraag voor een voertuigvergunning gaat vergezeld van een dossier dat compleet is met betrekking tot de eisen, bedoeld in het tweede lid.
4. Onze Minister breidt, op aanvraag, het gebruiksgebied van een door hem verleende voertuigvergunning uit. Het tweede en derde lid zijn van toepassing op een aanvraag tot uitbreiding van het gebruiksgebied, met dien verstande dat de beoordeling van Onze Minister enkel betrekking heeft op de uitbreiding.
5. Onze Minister kan, met inachtneming van artikel 1 van de interoperabiliteitsrichtlijn en de TSI’s, ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag en verlening van een ontheffing, ter omschrijving van spoorvoertuigen waarmee op omschreven hoofdspoorwegen gebruik gemaakt mag worden, met het oog op het veilig gebruik van die spoorvoertuigen op de hoofdspoorweginfrastructuur, alsmede met betrekking tot de registratie en identificatie van die spoorvoertuigen.
6. De conformiteit met en naleving van de op een spoorvoertuig bij de indiening van de aanvraag voor een voertuigvergunning als bedoeld in het eerste lid toepasselijke voorschriften wordt tijdens het gebruik ononderbroken gewaarborgd.
7. Een voertuigvergunning als bedoeld in het tweede lid geldt ook zonder uitbreiding van het gebruiksgebied voor spoorvoertuigen die gebruik maken van dicht bij de grens gelegen spoorweginfrastructuur in aangrenzende lidstaten, indien de eventueel daarvoor vereiste raadpleging van de daartoe bevoegde autoriteiten in de desbetreffende lidstaten heeft plaatsgevonden.
8. Een voertuigvergunning, verleend door een daartoe bevoegde autoriteit in een andere lidstaat, geldt ook voor de in die voertuigvergunning opgenomen dicht bij de grens gelegen gedeelten van de hoofdspoorweginfrastructuur, voor zover de daarvoor vereiste raadpleging van Onze Minister heeft plaatsgevonden.
Artikel 26l van de Spoorwegwet:
Voor de vernieuwing of verbetering van een spoorvoertuig waarvoor reeds een voertuigvergunning is verleend als bedoeld in artikel 26k, eerste lid, is een nieuwe voertuigvergunning vereist indien:
a. de vernieuwing of verbetering leidt tot een substantiële verandering van de waarden van de parameters voor het controleren van de technische compatibiliteit van het spoorvoertuig met het gebruiksgebied op grond waarvan de voertuigvergunning is verleend,
b. de vernieuwing of verbetering het algehele veiligheidsniveau van het spoorvoertuig aantast of aan kan tasten, of
Artikel 26m van de Spoorwegwet:
1. Onze Minister verleent, op aanvraag, een typegoedkeuring voor een spoorvoertuig overeenkomstig de procedure voor het verlenen van voertuigvergunningen als bedoeld in artikel 26k, tweede lid.
2. Indien Onze Minister een voertuigvergunning als bedoeld in artikel 26k, tweede lid, verleent, dan verleent Onze Minister, op verzoek van de aanvrager van de voertuigvergunning, gelijktijdig een typegoedkeuring voor een spoorvoertuig die geldt voor hetzelfde gebruiksgebied.
3. Onze Minister wijzigt een typegoedkeuring voor een spoorvoertuig of trekt deze in indien de TSI’s of nationale voorschriften op grond waarvan de desbetreffende typegoedkeuring is verleend, zijn gewijzigd en bij die wijzigingen is bepaald dat reeds op basis van die voorschriften verleende typegoedkeuringen gewijzigd of ingetrokken moeten worden. Onze Minister voert bij de beoordeling van een wijziging van de typegoedkeuring voor een spoorvoertuig enkel controles uit die betrekking hebben op de overeenstemming met de gewijzigde voorschriften.
Artikel 26n van de Spoorwegwet:
Onze Minister verleent, op aanvraag, zonder verdere controles, een voertuigvergunning als bedoeld in artikel 26k, tweede lid, voor een spoorvoertuig dat in overeenstemming is met een spoorvoertuig waarvoor reeds een typegoedkeuring voor een spoorvoertuig is verleend. De overeenstemming blijkt uit een door de aanvrager overgelegde geldige verklaring van conformiteit met het type.
Artikel 26q, eerste en zesde lid, van de Spoorwegwet:
1. Het is verboden gebruik te maken van de hoofdspoorweginfrastructuur met een spoorvoertuig:
a. zonder een voor het desbetreffende gedeelte van de hoofdspoorweginfrastructuur geldige voertuigvergunning als bedoeld in artikel 26k, eerste lid,
b. dat niet staat ingeschreven in het door Onze Minister gehouden voertuigregister, bedoeld in artikel 26aa, eerste lid, het voertuigregister van een andere lidstaat of het Europees voertuigregister, en
c. waarop geen Europees voertuignummer is aangebracht.
6. Onze Minister kan, op aanvraag, ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag en verlening van een ontheffing, ter omschrijving van spoorvoertuigen waarmee op omschreven hoofdspoorwegen gebruik gemaakt mag worden, met het oog op het veilig gebruik van die spoorvoertuigen op die hoofdspoorwegen en over de procedures die bij verlening van een ontheffing gelden.
Artikel 21 van de Regeling indienststelling spoorvoertuigen 2020
Ontheffing en tijdelijke gebruiksvergunning
1. De minister verleent slechts een ontheffing, als bedoeld in de artikelen 26f, eerste en tweede lid, 26k, vijfde lid, en 26q, vierde en zesde lid, van de wet of een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 26r, eerste lid, van de wet, indien een veilig gebruik van de spoorvoertuigen en de compatibiliteit van de spoorvoertuigen met de hoofdspoorweginfrastructuur gewaarborgd zijn.
2. Bij een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 26q, vierde lid, van de wet, wordt in ieder geval bijgevoegd:
a. een beschrijving van de grensbaanvakken waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd;
b. een kopie van de geldende voertuigvergunning uit de aangrenzende lidstaat; en
c. een verklaring van de op grond van artikel 26v, eerste lid, van de wet aangewezen instantie dat het spoorvoertuig compatibel is met het betreffende grensbaanvak.
3 Bij een aanvraag van een ontheffing als bedoeld in de artikelen 26f, eerste en tweede lid, 26k, vijfde lid, en 26q, zesde lid, van de wet en van een tijdelijke gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 26r, eerste lid, van de wet, wordt in ieder geval bijgevoegd:
a. de motivering voor de afwijking;
b. informatie over de in te zetten spoorvoertuigen;
c. informatie over het voorziene gebruik van de spoorvoertuigen;
d. de omvang van afwijkingen;
e. alle redelijk voorzienbare risico’s; en
f. de in te zetten risicobeheersmaatregelen.
4. De informatie, bedoeld in het tweede en derde lid, gaat vergezeld van een of meerdere verklaringen opgesteld door conformiteitsbeoordelingsinstanties als bedoeld in artikel 26u, eerste lid, en artikel 26v, eerste lid, van de wet, en beoordelingsinstanties die op grond van artikel 7 van uitvoeringsverordening (EU) 402/2013 zijn erkend of geaccrediteerd.