ECLI:NL:RBROT:2020:9754
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen vergunning voor kamerbewoning
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging van Eigenaars Flatgebouw Blaak/Nieuwstraat, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat door de gemachtigde van eiseres is ingediend tegen een besluit van verweerder, waarbij vergunning is verleend voor kamerbewoning in een woning. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, omdat verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard op grond van het ontbreken van een schriftelijke machtiging van de gemachtigde. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1:2 lid 2 Awb een machtiging kan worden verlangd, tenzij het voor het bestuur redelijkerwijs duidelijk is dat de gemachtigde een advocaat is. In dit geval was de gemachtigde geen advocaat, waardoor verweerder terecht een machtiging heeft verlangd. Eiseres stelde dat de gemachtigde bij de gemeente bekend was en dat hij een professionele rechtsbijstandverlener was, maar de rechtbank oordeelt dat dit onvoldoende grond biedt om te concluderen dat verweerder redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de gemachtigde bevoegd was om namens eiseres bezwaar te maken.
De rechtbank concludeert dat de gemachtigde in verzuim was, omdat hij niet binnen de gestelde termijn een machtiging heeft overgelegd. De rechtbank wijst erop dat de termijn voor het indienen van een machtiging een termijn van orde is en dat bestuursorganen niet per individueel geval hoeven te beoordelen of toepassing van artikel 6:6 Awb opportuun is. Aangezien er na de brief van 27 november 2019 geen nieuwe hersteltermijn is geboden en er ook niet om is verzocht, heeft verweerder in redelijkheid het bezwaar niet-ontvankelijk kunnen verklaren. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.