Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam eiser 1] ,
[naam eiser 2],
[naam eiser 3],
1..De procedure
- het tussenvonnis van 19 februari 2020 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de akte verzoek heroverweging tussenvonnis tevens houdende akte uitlating bewijs van [eisers] ., met producties 19 en 20;
- de antwoordakte van Engie.
2..De verdere beoordeling
Verjaring
Bloemert/Horenberg). Daarin is geoordeeld dat, indien een gebrek aan een verkochte zaak is gerepareerd maar zich nadien opnieuw manifesteert, een nieuwe verjaringstermijn gaat lopen nadat het betreffende gebrek bij de verkoper is gemeld. Hoewel dit arrest specifiek ging om een nadere uitleg van de in artikel 7:23 lid 2 BW genoemde verjaringstermijn, heeft dit naar het oordeel van de rechtbank, gezien de vergelijkbare strekking, ook te gelden voor de in artikel 7:761 lid 1 BW bedoelde verjaringstermijn (vgl. Rechtbank Midden-Nederland 9 oktober 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:4691; Rechtbank Overijssel 20 juni 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:2465; Raad van Arbitrage voor de Bouw 24 juni 2016, nr. 35.765).
Saladin/HBU; HR 20 februari 1976, ECLI:NL:HR:1976:AC5695,
Pseudo-vogelpest).
Kuunders/Swinkels).
€ 3.759,00(3,5 punten à € 1.074,00)