ECLI:NL:RBROT:2020:9659

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
10/960161-18 en 10/960161-18 P
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en bevordering van terroristische misdrijven en deelname aan een terroristische organisatie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van het voorbereiden en bevorderen van terroristische misdrijven, alsook van deelname aan de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS). De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de PI Vught, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T. Buruma. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting gevoerd op 14 en 15 oktober 2020. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorbereiden van aanslagen en het deelnemen aan een organisatie die terroristische misdrijven wilde plegen. De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft een gevangenisstraf van negen jaar geëist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 1 april 2018 tot en met 17 juni 2018 schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van terroristische misdrijven, waaronder het aansteken van brand en het plegen van moord met terroristisch oogmerk. Tevens heeft de verdachte deelgenomen aan IS, wat blijkt uit zijn communicatie met medeverdachten en het bezit van jihadistisch materiaal. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Daarnaast is de in beslag genomen mobiele telefoon van het merk Wiko verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960161-18 en 10/960161-18 P
Datum uitspraak: 29 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Vught, raadsvrouw mr. T. Buruma, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 en 15 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie op 28 november 2019 is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Aan de verdachte is voorts ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de parallelle dagvaarding. De tekst van deze tenlastelegging is eveneens in bijlage I vermeld.
De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat:
1. hij zich - samen met een of meer anderen dan wel alleen - in de periode van 1 april 2018 tot en met 17 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland en/of Frankrijk en/of Duitsland, schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding en/of bevordering van een terroristisch misdrijf;
2. hij - samen met een of meer anderen dan wel alleen - in de periode van 1 april 2018 tot en met 17 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland en/of Frankrijk en/of Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie die het oogmerk had op het plegen van terroristische misdrijven.
3. ( parallelle dagvaarding) hij - samen met een of meer anderen dan wel alleen - op 14 mei 2018 in Rotterdam een straatroof heeft gepleegd.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.D. Kardol heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de hiervoor onder 1, 2 en 3 genoemde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Verdenking terroristische misdrijven: aanleiding onderzoek

Op 17 juni 2018 heeft de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) onder meer de volgende informatie aan de politie verstrekt:
(…)
[naam verdachte] (geboren [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ) heeft herhaaldelijk aangegeven (op korte termijn) een gewelddadige actie uit te willen voeren op Frans grondgebied. Hij heeft zijn wens ter sprake gebracht om naar het paradijs te gaan en benieuwd te zijn wat hij daar gaat aantreffen. Voorts laat hij weten de jihadistische ideologie van de Islamitische Staat aan te hangen en verklaart zijn inspiratie te krijgen van Sheikh Al-Adnani. (…) Hij bericht de vastberaden wens te hebben om de ware jihad te verrichten. Hij wenst een terroristische daad te plegen en naar het hiernamaals te gaan.
(…) Betrokkene zegt personen in Frankrijk te kennen die niet direct deel zullen nemen
aan het plan, maar zouden beschikken over wapens (kalasjnikovs) en die bomvesten zouden kunnen vervaardigen. Hij geeft aan over de benodigde financiële middelen te beschikken voor de uitvoering van zijn actie.
(…) Hij staat in contact met en verblijft samen met een persoon genaamd [naam 1] ( [geboortedatum] ). [naam verdachte] en [naam 1] verblijven het overgrote deel van de dag in elkaars directe
nabijheid, zowel binnens- als buitenshuis.
Op 17 juni 2018 worden [naam verdachte] en genoemde [naam 1] , die [naam 2] blijkt te zijn genaamd, in Rotterdam aangehouden op verdenking van voorbereiding van een terroristisch misdrijf en deelneming aan een terroristische organisatie.
Bij hun aanhouding en bij de doorzoeking van de woning waar zij in Rotterdam verbleven, zijn (in totaal) vier mobiele telefoons inbeslaggenomen en doorzocht.

5..Verdenking terroristische misdrijven: waardering van het bewijs

5.1.
Verweren van de verdediging
Optreden AIVD – inzet [naam 4] – bewijsuitsluiting
Een zeer belangrijk bewijsmiddel in dit dossier betreft de (keten van) chatsessies die de verdachte onder de naam [naam 3] op Facebook heeft gevoerd met een zekere [naam 4] in de periode van 7 juni 2018 tot kort voor zijn aanhouding. Tot op heden is de echte identiteit van deze [naam 4] niet vastgesteld.
De raadsvrouw van de verdachte heeft, zakelijk samengevat, betoogd dat [naam 4] een medewerker van de AIVD is. Zij wijst in dat verband op een door haar ingebracht memorandum van het Federal Bureau of Investigation (FBI), afkomstig uit het opsporingsonderzoek 26Orem (waarin zij ook een verdachte bijstond). Volgens haar volgt uit dit memorandum dat [naam 4] een alias is van [naam 5] . Deze rechtbank heeft in haar vonnissen van 8 oktober 2020 in de zaken voortvloeiend uit 26Orem aangenomen dat [naam 5] feitelijk een medewerker van de AIVD is. Voorts wijst zij erop dat deze [naam 4] gebruik maakt van een Nederlands telefoonnummer als verificatienummer en dat zijn toetsenbord op de Nederlandse taal is afgesteld. De verdachte is naar eigen zeggen uit het niets benaderd door [naam 4] , door deze AIVD-er uitgelokt en vervolgens onderwerp van onderzoek gemaakt. De AIVD heeft vervolgens - wetende dat de verdachte onderwerp van onderzoek was - niet met de politie gedeeld dat [naam 4] in werkelijkheid geen IS-terrorist was. Hiermee heeft de AIVD ontlastende informatie aan de verdediging onthouden. Dit is een schending van de fundamentele rechten van de verdachte, zodat er geen sprake meer is van een
fair trialin de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gelet op het voorgaande dienen alle bewijsmiddelen die direct geraakt zijn door dit optreden van de AIVD te worden uitgesloten van het bewijs.
beoordeling verweer
Het door de raadsvrouw overgelegde FBI-memorandum van 30 mei 2018 relateert over een zekere [naam 6] die zich op Facebook ook zou uitgeven voor [naam 7] en [naam 4] . Een persoon gebruikmakend van de naam [naam 7] zou tussen december 2017 en april 2018 in (kennelijk) onderschepte chatsessies hebben bericht dat hij gemaild kan worden op het emailadres [emailadres] . Naar het oordeel van de rechtbank kan uit alleen deze informatie niet de conclusie worden getrokken dat [naam 7] ook [naam 5] is waarvan de rechtbank in de zaak 26Orem - bij gebreke van nadere transparantie - is uitgegaan dat die persoon gerelateerd is aan de AIVD. Immers is het mogelijk om op elke willekeurige naam een emailadres aan te maken; zo blijkt bijvoorbeeld ook uit het dossier dat [naam 4] voor de verdachte een emailadres aanmaakt met de naam [naam emailadres] . Bovendien kunnen meerdere personen toegang hebben of gebruikmaken van emailaccounts van anderen. De rechtbank kan dus de conclusie dat [naam 4] [naam 5] is, en het hiermee ook een medewerker van de AIVD betreft, niet onderschrijven. Er is dan ook geen reden om de Facebook-chatsessies tussen de verdachte [naam verdachte] en [naam 4] , de AIVD-informatie, dan wel enig ander bewijsmiddel van het bewijs uit te sluiten. Van uitlokking, dan wel duwen/trekken in een bepaald richting door de AIVD is dus geen sprake. Ook is gelet op het voorgaande niet gebleken dat de AIVD ontlastende informatie heeft achtergehouden en hiermee het recht op een
fair trialheeft geschonden. Ook het beroep op art. 6 EVRM slaagt dus niet.
De verdediging heeft (voorwaardelijk) verzocht om [naam 4] als getuige te horen als de rechtbank niet aanneemt dat deze persoon voor de AIVD werkt. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Hoewel [naam 4] enige details over zichzelf aan de verdachte heeft verteld in de Facebook chats, hebben eerdere onderzoeken niet kunnen leiden naar zijn ware identiteit. Eerdere verzoeken van de verdediging tot het horen van [naam 4] zijn daarom afgewezen. Nu de raadsvrouw geen nadere gegevens heeft aangedragen of anderszins nieuwe informatie bekend is geworden, zal het verzoek ook nu worden afgewezen.
Overige verweren
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat de opmerkingen van de verdachte over het willen plegen van een aanslag vooral een kwestie van grootspraak was en dat hij indruk wilde maken op [naam 4] . Dit geldt specifiek voor het onder D ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder A en B ten laste gelegde is bepleit dat de verdachte van veel materiaal niet eens geweten heeft dat het op zijn telefoon stond en in het algemeen blijkt dat het materiaal niet aan één concrete (terroristische) groep te koppelen is.
Mocht de rechtbank tot een veroordeling komen van het onder A en B genoemde, dan leveren zij nog geen voorbereiding of bevordering op nu zij op zichzelf onvoldoende concreet zijn om te voldoenaan de vereisten van artikel 96 lid 2 Strafrecht. Ook de kennis voor het vervaardigen van een explosief is geen kennis die rechtstreeks wordt gebruikt bij het plegen van een aanslag. Er is onvoldoende bewijs voor een veroordeling voor voorbereiding van een terroristisch misdrijf. Er is immers niets wat op ook maar enigszins geconcretiseerde plannen wijst.
De onder C genoemde infographic met de titel “adviezen voor de mujahedin in de vijandelijke landen” kan niet voor het bewijs worden gebezigd omdat hij door [naam 4] - als medewerker van de AIVD - naar de verdachte is gestuurd. In ieder geval kan geen medeplegen of verspreiden bewezen worden verklaard omdat de verdachte de link zonder de kennis te nemen van de inhoud heeft doorgestuurd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er in het dossier niets is dat de verdachte concreet in verbinding stelt met IS of een andere groepering. Hiernaast voert de verdediging aan dat, zelfs als de verdachte een aanslag wilde plegen in naam van IS met de wens om later door deze groep erkend te worden, dit onvoldoende is om vast te stellen dat hij in de tenlastegelegde periode reeds lid was van IS.
Ook is er geen bewijs dat de verdachte dit feit samen met een ander zou hebben gepleegd.
Van het deelnemen aan een gestructureerd samenwerkingsverband dat het oogmerk heeft misdrijven te plegen blijkt onvoldoende en de verdachte dient ook van het onder 2 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
Deze verweren zullen hieronder nader worden besproken.
5.2.
Bewijsoverwegingen
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Telefoons
Bij de verdachte [naam verdachte] is een mobiele telefoon van met merk Wiko inbeslaggenomen en onderzocht. Deze telefoon zal verder aangeduid worden als de Wiko telefoon. Deze telefoon maakt vanaf 7 april 2018 gebruik van het Nederlandse netwerk.
Bij de verdachte [naam 2] is een mobiele telefoon van het merk Samsung type S6 inbeslaggenomen en onderzocht. Ook is komen vast te staan dat [naam 2] gebruik maakte van een Samsung type Grand Neo, die werd aangetroffen in de woning waar beide verdachten verbleven Deze telefoons zullen verder worden aangeduid als de Samsung S6 en de Samsung Grand Neo. Deze telefoons zijn vanaf 26 april 2018 actief op het Nederlandse netwerk.
Uit de analyse van de historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoons van de verdachten [naam verdachte] en [naam 2] vanaf 26 april 2018 vrijwel dagelijks zendmasten aanstraalden in elkaars directe omgeving.
Onderzoek aan de telefoons
In de periode van april tot en met juni 2018 heeft [naam verdachte] op zijn Wiko telefoon 1722 webpagina’s met jihadistisch materiaal bezocht.
Het gaat hierbij onder meer om informatie en/of handleidingen over wapens en explosieven, audiolessen van Abu Ali al-Anbari en/of oproepen tot het aansluiten bij de strijd of het doden van ongelovigen en /of het martelaarschap.
Op een in de Wiko telefoon aanwezige SD-kaart zijn onder meer videoproducties van Al‑Qa'ida en de Islamitische Staat en infographics uit het tijdschrift van de Islamitische Staat al-Nabaa aangetroffen. Deze bestanden hebben een created date vanaf medio februari 2018.
Ook op de telefoons van [naam 2] zijn IS gerelateerde artikelen aangetroffen met betrekking tot afvalligen, jihad en de beloning van de martelaar.
Op 17 april 2018 heeft [naam verdachte] een afbeelding afkomstig uit de Rumiya, dit is een digitaal magazine dat wordt uitgebracht door de terreurorganisatie IS, bekeken. Dit was een afbeelding met daarop instructies om een aanslag te plegen met een vrachtwagen. De titel van het document is “Just Terror Tactics - Truck Attacks”. Op de afbeelding werd
aangegeven aan welke eisen de vrachtwagen moet voldoen, hoe men in het bezit kan komen van een vrachtwagen en de meest ideale doelen om met een vrachtwagen een aanslag op te plegen.
Op 2 en 3 mei 2018 heeft [naam verdachte] webpagina’s bezocht waarop handleidingen stonden voor het maken van explosieven.
In mei 2018 heeft [naam verdachte] meerdere malen een website bekeken met pro-IS jihadistisch nieuws. Ook zocht en bezocht hij – tientallen malen – video’s en websites met betrekking tot de aanslagen in Parijs, Berlijn en Luik en meerdere websites over het testament van een aanslagpleger.
Op 5 juni 2018 stuurde [naam verdachte] de geloofsleer van Islamitische Staat aan [naam 2] .
De verdachte [naam verdachte] had op zijn Wiko telefoon de Facebook-app geïnstalleerd. Deze app was gekoppeld aan een account genaamd [naam 3] . Onder dit account heeft de verdachte in de periode van 6 tot en met 17 juni 2018 chatgesprekken gevoerd met [naam 4] .
In deze gesprekken zegt [naam 4] dat hij een helper/aanhanger van IS is. De verdachte schrijft onder meer aan [naam 4] dat men zich moet opofferen als je de Staat wilt doen overwinnen, dat hij wapens en explosieven wil kopen en dat hij met toestemming van God “het slaan van de Nederlandse veiligheid” als plan heeft. Daarbij stuurde hij een foto van politiebureau De Veranda in Rotterdam. De verdachte wil bovendien de hoofdverzameling van de Mobiele Eenheid weten. Hij schrijft dat hij zoveel mogelijk vijanden van God wil doden en dat broeders hem financieel moeten helpen om de stoffen/materialen aan te schaffen. Hij vraagt verder om aanwijzingen om een gordel te maken. De verdachte schrijft hiernaast dat er een zuster is die met hem wil werken, zij wil een gordel dragen. De verdachte zou contact hebben met Albanezen nog vanuit zijn detentie in Duitsland en zij gaan hem voorzien van een mitrailleur, een 9mm en explosieven. Ook hebben [naam 4] en de verdachte op 17 juni 2018 gesproken over het maken van een film om de gemeenschap aan te sporen tot de strijd.
Uit de gegevens uit de telefoon van [naam verdachte] blijkt dat hij, onder de naam [naam 8] , vanaf 9 juni 2018 bijna dagelijks contact had met een persoon genaamd [naam 9] , die gebruik maakte van een Frans telefoonnummer. Ze zeggen verder te praten via Telegram. De verdachte zegt dat hij € 6000,- gaat ontvangen en dat hij daarmee spullen gaat aanschaffen in Duitsland. Ook zegt hij dat hij nog niet weet of de broeder oprecht is en dat, als hij dat niet is, hij nog andere broeders heeft.
Op 9 juni 2018 hebben [naam verdachte] en [naam 2] met hun mobiele telefoons een filmpje gemaakt in de directe nabijheid van de Erasmusbrug. Beiden zingen nasheeds mee die – kort gezegd – de boodschap hebben dat de strijder afstand doet van alles in dit leven om zich te richten op de jihad en te sterven als martelaar.
Op 9 juni 2018 berichtte [naam verdachte] zijn zus dat hij “nabij zijn werk is gekomen”. In dat bericht vraagt zij ook naar [naam 2] . Gelet op foto die is meegestuurd gaat het om [naam 2] .
In de nacht van 14 op 15 juni 2018 heeft [naam 2] aan zijn familie een ingesproken bericht gestuurd inhoudende: “Maak je je geen zorgen, ik zal goed voor je zorgen, God zij geprezen. Hij gaat goed voor jou zorgen in het hoogste paradijs, o het hoogste niveau Inshallah, ons lot”. Vervolgens stuurde [naam 2] meerdere nasheeds. Deze gingen onder meer over het martelaarschap en de nadrukkelijke wens om strijder te zijn, een oproep om te strijden met het zwaard tegen de ongelovigen.
Op 16 juni 2018 heeft [naam 4] aan [naam verdachte] een link gestuurd naar de infographic met als titel “adviezen voor de mujahedin in de vijandelijke staten”, oorspronkelijk afkomstig uit de weekly Al-Naba van de Islamitische Staat uit november 2017. De infographic bevat adviezen over de planning en uitvoering van een aanslag. [naam verdachte] had daarvoor [naam 4] gezegd dat hij wapens en explosieven wil kopen. De infographic is door [naam verdachte] vrijwel direct doorgestuurd naar de Samsung S6 van [naam 2] .
Op 17 juni heeft [naam verdachte] de grondbeginselen voor de IS in een openbare Facebookgroep geplaatst. Op de profielfoto van [naam 3] op Facebook was op de achtergrond een wapen te zien en op de voorgrond de spreuk: “Ik word nooit jaloers, behalve van een mujahid die zijn leven eindigt met shahada (martelaar) voor de wil van Allah”. Deze profielfoto is ook aangetroffen in de telefoon van [naam 2] .
Bespreking van de verweren
[naam verdachte] heeft op de zitting aangevoerd dat wat hij heeft gezegd in de chatgesprekken met [naam 4] grootspraak en leugens waren om zodoende van hem geld los te krijgen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat hetgeen de verdachte aan [naam 4] heeft verklaard onbetrouwbaar is en van het bewijs dient te worden uitgesloten dan wel niet serieus dient te worden genomen.
Dit betoog van de verdediging wordt niet gevolgd. De verdachte heeft over een langere periode meermalen gechat met [naam 4] . Nadat er een paar dagen geen contact was, was het de verdachte die weer contact zocht. Niet gebleken is dat wat de verdachte tegen hem gezegd heeft als onbetrouwbaar kan worden aangemerkt, want ook in de chatgesprekken met [naam 9] heeft de verdachte gezegd dat hij geld gaat krijgen en materiaal gaat kopen. Hij heeft gezegd dat hij vrienden kent in Duitsland van toen hij bij de organisatie was en “zij verstrekken ons de materialen tegen geldbetaling”. Ook merkte hij op dat hij andere broeders kent als de ene broeder niet oprecht blijkt te zijn. Hiernaast betrekt de rechtbank dat - alhoewel de verdachte onjuistheden lijkt te hebben geschreven in zijn chat met [naam 4] - hij ook meerdere berichten heeft verstuurd die conform de waarheid zijn, zoals over zijn detentie in Duitsland, in welke deel van Duitsland hij heeft gewoond en over zijn broer in Frankrijk. Uit de stukken van zijn detentie in Duitsland blijkt immers dat hij toen heeft verzocht een broer te mogen bellen op een Frans telefoonnummer.
De rechtbank verwerpt ook het verweer dat de verdachte van veel materiaal niet heeft geweten heeft dat het op zijn telefoon stond en dat in het algemeen blijkt dat het materiaal niet van één concrete groep te koppelen is. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
In de periode 9 april tot en met 17 juni 2018 zijn van de 3946 webpagina’s die zijn bezocht ongeveer de helft ervan, 1722, webpagina's met jihadistisch materiaal. Verder wordt voornamelijk porno gezien en een klein aantal andere websites.
De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat een dergelijke grote hoeveelheid video’s en afbeeldingen ongemerkt op de telefoon van de verdachte terecht is gekomen en is blijven staan, zonder dat hij dit wist. Dit geldt te meer nu de verdachte ook in zijn gesprek met [naam 4] benadrukt dat hij ‘altijd zulke informatie raadpleegt’, waarbij verwezen wordt naar het door [naam 4] aan hem gezonden IS-infographic “adviezen voor de mujahedin in de vijandelijke landen”.
Over de video’s die de verdachten maakten op de Erasmusbrug heeft [naam verdachte] verklaard dat dit liedjes waren die zij vroeger op school hadden geleerd en dat ze niets met geweld of terrorisme te maken hebben. De raadsvrouw heeft bepleit dat de stelling van het openbaar ministerie dat het een afscheidsvideo is niet kan worden gevolgd.
Het betoog dat de liedjes onschuldige kinderliedjes zijn, volgt de rechtbank niet. De Midden-Oostendeskundige heeft de liederen geduid als jihadistisch, waarbij deze vaak worden gebruikt onder strijdliederen of onder video’s van martelaren. De boodschap van één van de liederen is dat de strijder afstand doet van alles in dit leven om zich te richten op
de jihad en te sterven als martelaar. De liederen zien duidelijk op de jihad in de zin van de gewapende strijd tegen de ongelovigen en afvalligen en op het martelaarschap in jihadistische context. Dit bezien in combinatie met het overige in de telefoon van de verdachte aangetroffen materiaal, zoals de zoekslagen naar de afscheidsvideo’s en testamenten van aanslagplegers in andere Europese steden en de chatgesprekken met [naam 4] waarin onder meer wordt gesproken over de wens van de verdachte zich op te offeren voor de Staat (de rechtbank begrijpt “Islamitische Staat”), brengt de rechtbank tot de conclusie dat deze video gezien dient te worden als een afscheidsvideo die gebruikt diende te worden als de verdachte zijn plannen zou uitvoeren. Ook ziet de rechtbank in deze opname de ondersteuning van de constatering dat de verdachten onafscheidelijk waren in de periode dat zij in Nederland verbleven.
5.3.
Beoordeling feit 1
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het voldoende is om tot een bewezenverklaring van, kort gezegd, de in artikel 96 lid 2 Sr bedoelde voorbereiding of bevordering van de in artikel 176a en 289a Sr omschreven misdrijven te komen, indien het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht, zonder dat een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijven naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is vereist. De Hoge Raad overweegt in dit verband dat gelet op de wetsgeschiedenis de voor toepassing van artikel 46 Sr vereiste mate van concretisering ook geldt voor artikel 96 lid 2 Sr. Vereist is daarom slechts dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk in artikel 176a en 289a Sr omschreven misdrijf de nader aan artikel 96 lid 2 Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht [1] .
Aan de verdachte is, in het kader van de strafbaarstelling van artikel 96 lid 2 Sr, een aantal gedragingen ten laste gelegd die strekken tot het opzettelijk met het (terroristisch) oogmerk voorbereiden en/of bevorderen van het plegen van brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing, doodslag en/of moord. Deze gedragingen zijn feitelijk omschreven onder A tot en met D.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de onder A t/m D tenlastegelegde handelingen heeft verricht. Deze handelingen leiden - in onderling verband en samenhang bezien - tot de conclusie dat de verdachte zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende jihadstrijd eigen heeft gemaakt en dat hij het oogmerk had de tenlastegelegde delicten brandstichting en/of ontploffingen teweegbrengen en/of moord en/of doodslag - alle met terroristisch oogmerk -, voor te bereiden.
Medeplegen
Op 4 april 2018 werd [naam 2] door de Franse justitie in een jeugdinstelling geplaatst. Vanaf 15 april 2018 had verdachte telefonisch contact met [naam 2] . [naam 2] liep vervolgens op 24 april 2018 uit de instelling weg en had tijdens zijn reis telefonisch contact met verdachte. Sinds de aankomst van [naam 2] in Rotterdam op 26 april 2018 zijn [naam 2] en [naam verdachte] tot aan hun aanhouding op 17 juni 2018 onafscheidelijk. Dit blijkt uit de aangetroffen foto’s en video’s die zij in die periode van elkaar maken en het feit dat hun telefoons dagelijks zendmasten aanstralen in elkaars directe omgeving. Zij wonen samen in een flat in Rotterdam. Niet is gebleken dat zij voor langere tijd gewerkt hebben. Gelet op deze omstandigheden kan worden aangenomen dat zij continue samen waren. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat beiden het gedachtengoed van IS voorstonden en beiden de gewapende strijd tegen de ongelovigen en afvalligen nastreefden.
Gelet op deze omstandigheden is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking bij het voorbereiden van een terroristisch misdrijf uit naam van IS.
Tussenconclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft zich samen met een ander of anderen inlichtingen verschaft en trachten te verschaffen tot het plegen van een misdrijf met een terroristisch oogmerk genoemd in de artikelen 157, 288a en 289a Sr.
5.4.
Feit 2, deelneming aan een terroristische organisatie
Terroristische organisatie
Van een terroristische organisatie is sprake indien deze organisatie beoogt misdrijven met een terroristisch oogmerk te plegen. Dat zijn misdrijven gericht op het aanjagen van ernstige vrees van de bevolking, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
Islamitische Staat (IS), voorheen Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) genoemd, wordt internationaal aangemerkt als een (verboden) terroristische organisatie [2] . Deelname aan IS moet dan ook worden beschouwd als deelname aan een terroristische organisatie als bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet voor de verdachte volstrekt duidelijk zijn geweest dat IS het oogmerk heeft het plegen van (terroristische) misdrijven. Immers, IS wordt in de media voortdurend aangeduid als een terroristische organisatie en is als zodanig aangemerkt in internationaal verband door plaatsing op de UN-sanctielijst.
Deelneming aan een terroristische organisatie
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie [3] .
Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken [4] .
Het is voldoende dat een verdachte in zijn algemeenheid - in de zin van onvoorwaardelijk opzet - weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven. Wetenschap van een of meer concrete misdrijven is niet vereist [5] . Evenmin is vereist dat de betrokkene zelf heeft meegedaan of meedoet aan de misdrijven die door andere leden zijn respectievelijk worden gepleegd.
Beoordeling
Uit het dossier volgt dat de verdachte niet alleen het gedachtengoed van IS aanhing, maar dat hij ook de grondbeginselen van IS heeft geplaatst op een openbare Facebookpagina en aldus via sociale media heeft verspreid.
Door het verspreiden van IS materiaal heeft de verdachte feitelijk een bijdrage geleverd aan het (propaganda)systeem van IS, waarvan de kwaadaardige intentie een gegeven is, en is hij tot het samenwerkingsverband van die IS gaan behoren. Immers, hij heeft het gedachtegoed van IS voor een groot publiek toegankelijk gemaakt en daarmee een aandeel gehad in, dan wel ondersteuning geboden aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die IS.
Daarnaast heeft de verdachte samen met [naam 2] plannen gemaakt om uit naam van IS een aanslag te plegen en hebben zij zich daarbij laten inspireren door de eerdere aanslagen gepleegd in Parijs en Berlijn die werden opgeëist door IS. [naam verdachte] schreef onder meer dat “als je de Staat wilt doen overwinnen men zich zelf moet opofferen” en dat “we allemaal helpers/aanhangers zijn” en “aanvallen op ongelovigen in hun eigen huis is ook behoren tot de helpers/aanhangers van de Staat”. Ook heeft hij geschreven dat hij een video wilde maken gelijk aan die van [naam 10] , de dader van de door IS opgeëiste aanslag van 19 december 2016 op een kerstmarkt in de Duitse hoofdstad Berlijn. Daarnaast stond [naam verdachte] ook in contact met “broeders en zusters” die hem daarbij behulpzaam zouden zijn.
In dit verband hecht de rechtbank eraan te wijzen op een publicatie van de AIVD van 5 november 2018 over de jihadistisch terroristische dreiging [6] :
“ISIS heeft de afgelopen jaren ook laten zien dat het in staat is om potentiële aanslagplegers die niet in Irak en Syrië zijn getraind, te inspireren. Het mobiliserend vermogen van ISIS’ professionele propagandamachine is daarbij dodelijk succesvol gebleken. Door ISIS (-propaganda) geïnspireerde aanslagen komen tot stand zonder goedkeuring dan wel aansturing van het ISIS-leiderschap en vaak zonder contact met in Syrië en Irak verblijvende ISIS-leden. Dit betekent niet dat de aanslagplegers zogenaamde eenlingen zijn. De meeste plegers van deze geïnspireerde aanslagen maken ondanks dat zij de aanslag eigenstandig hebben voorbereid en uitgevoerd wel degelijk deel uit van een (virtueel) jihadistisch netwerk.”
De rechtbank sluit zich aan bij deze conclusie en verwerpt daarmee tevens het verweer dat de verdachte (nog) geen lid was van IS en slechts een erkenning achteraf zou hebben beoogd.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen ten aanzien van feit 1 is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 1 april 2018 tot en met 17 juni 2018 tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft deelgenomen aan de terroristische organisatie IS.
5.5.
Conclusie
Bewezen zijn de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

6..Verdenking straatroof (parallelle dagvaarding): waardering van het bewijs

Standpunt van de verdediging
De verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken. De aangifte wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Dit geldt eveneens voor het gestelde geweld en het medeplegen. De verdachte heeft een verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op de zonnebril, welke verklaring door het dossier niet wordt weerlegd.
Beoordeling
Op 14 mei 2018 doet de heer [naam 11] aangifte van een straatroof. Hij verklaart dat hij van achteren werd aangevallen waardoor hij op de grond viel en dat de dader vervolgens met geweld de gouden schakelketting van zijn nek heeft gerukt. Het slachtoffer heeft tijdens de beroving de dader in het gezicht geslagen waardoor diens zonnebril op de grond kapot viel en achterbleef op de plaats delict. Dit alles vond plaats rond 16.50 uur.
Een getuige heeft naar haar idee een vechtpartij gezien. Zij zag dat het haar bekende slachtoffer op straat lag en dat een man in de leeftijd van 20 tot 25 jaar oud, licht tot donkergetint, met een donkere zonnebril, zwart haar dat flink glom in een staart, bovenop hem lag.
Op de aangetroffen zonnebril werd DNA aangetroffen. Het NFI concludeert dat het onderzochte DNA afkomstig kan zijn van de verdachte. De kans dat dit DNA van de verdachte afkomstig is, is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.
De verdachte heeft tot aan de zitting op 14 oktober 2020 geen verklaring over dit feit afgelegd en zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Op de zitting heeft de verdachte ontkend dit feit te hebben gepleegd en heeft verklaard dat hij op dag van de straatroof in een shishalounge in Rotterdam-Zuid werkte. Iemand die ook in zijn huis woonde heeft wellicht een zonnebril van hem geleend zonder dat hij daarvoor toestemming had gegeven. De verdachte heeft de zonnebril niet meer teruggekregen. De persoon die bij hem woonde, heeft hem later die dag een andere zonnebril gegeven. De verdachte weet de naam of het telefoonnummer van die persoon niet en wil ter terechtzitting ook de naam van de shishalounge niet geven omdat hij daar zwart werkte en de eigenaar niet in problemen wil brengen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze straatroof heeft gepleegd en overweegt hierover als volgt.
Uit het dossier volgt – kort gezegd – dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op de zonnebril die door de overvaller werd achtergelaten.
Het betoog van de verdachte dat de zonnebril door een ander was geleend en hij op de dag van de straatroof aan het werken was bij de shishalounge, volgt de rechtbank niet. Hiertoe overweegt de rechtbank dat er verschillende bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn die dit weerleggen. Zo volgt uit het dossier dat de bij de straatroof achtergebleven zonnebril uiterlijk gelijkend is met de zonnebril die de verdachte droeg op een foto die gemaakt is op dezelfde dag om 14:29 uur waarop hij poseert bij de Leuvehaven in Rotterdam.
Hiernaast blijkt uit de historische verkeersgegevens dat de Wiko telefoon van de verdachte op die dag om 17:34 een zendmast aanstraalt op ongeveer 1400 meter afstand van de Lijsterbeslaan in Rotterdam, ongeveer 18 minuten lopen vanaf de plaats waar de straatroof heeft plaatsgevonden. Dat de telefoon van de verdachte deze zendmast niet heeft kunnen aanstralen vanuit de shishalounge waar hij stelt te hebben gewerkt, volgt uit zijn verhoor bij de politie van 18 juni 2018. In dit verhoor heeft hij verklaard te werken bij [naam horecagelegenheid] , gevestigd in de omgeving van Zuidplein. Het is een feit van algemene bekendheid dat het Zuidplein is gelegen aan de andere zijde van Rotterdam en de shishalounge is dus niet gevestigd in de buurt van de zendmast waar de telefoon op de betreffende dag heeft aangestraald.
De verdachte zal van het onderdeel medeplegen worden vrijgesproken. De getuige heeft verklaard dat zij op afstand een tweede persoon zag staan en de indruk had dat die er bij hoorde, maar de rol van deze persoon is onduidelijk gebleven en ook de aangever verklaart niet over een tweede aanvaller.

7..Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen gelegen in de periode 1 april 2018 tot en met 17 juni 2018
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk
met het oogmerk ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of;
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen
immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar,
telkens ten behoeve van één of meerte plegen aanslag(en) op één of meer objecten, en/of één of meer perso(o)n(en), door het gebruik van één of meer vuurwapen(s) en/of het teweeg brengen van één of meerdere ontploffing(en) en/of het stichten van brand en/of het begaan van moord en/of doodslag met een terroristisch oogmerk,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie lslamic State (IS) eigen gemaakt en;
B. digitale bestanden (zoals documenten en/of filmpjes en/of afbeeldingen) inhoudende informatie over wapens en explosieven (encyclopedie voor het maken van explosieven, handleiding voor het maken van explosieven) en/of overleden personen en/of (gevechts)trainingen (instructies voor 'Truck Attacks', audiolessen van Abu Ali al-Anbari) en/of IS-strijders (oproep tot aansluiten bij de strijd, oproep tot het doden van ongelovigen) en/of preken, althans over en/of gerelateerd aan de gewapende Jihadstrijd (artikel uit al Naba 'Wanneer is de jihad verplicht?') en/of martelaarschap (artikel waarin o.a. de beloning van de shahid wordt besproken) gedownload en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of verspreid, en;
C. een infographic met als titel (vertaald):"Adviezen voor de mujahedin in de vijandelijke landen", oorspronkelijk afkomstig uit de weekly AI-Naba' van de Islamitische Staat uit november 2017, inhoudende adviezen over de planning en uitvoering van een aanslag gedownload en opgeslagen envoorhanden gehad en verspreid, en;
D. aangegeven de Nederlandse veiligheid te willen slaan (en daarbij een afbeelding gedeeld van het Rotterdamse politiebureau De Veranda) en de hoofdverzameling van de Mobiele Eenheid te willen weten en een of meer perso(o)n(en) benaderd en/of laten benaderen en/of overgehaald om een bomgordel te dragen en (een) mitrailleur(s) en (een) 9mm vuurwapen(s) en/of (een) explosie(f)(ven) te leveren en/of daartoe geld (getracht) (te) verzamel(d)(en);
2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2018 tot en met 17 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
heeft deelgenomen aan een organisatie, namelijk Islamitische Staat (IS), welke Organisatie tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie).
Parallelle dagvaarding
hij op 14 mei 2018 te Rotterdam,
op de openbare weg, te weten de Lijsterbeslaan/ Populierenlaan,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden schakelketting, toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken welk geweld bestond uit het
- van achteren (met kracht) schoppen en/of slaan en/of duwen tegen de linkerknie van die [naam slachtoffer] , en
- van achteren beetpakken van die [naam slachtoffer] , en
- ( daardoor) die [naam slachtoffer] ten val brengen, en
- ( vervolgens) met kracht een nekklem aanleggen en houden om de nek van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( met kracht) rukken/trekken aan de gouden schakelketting.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

8..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Medeplegen van met het oogmerk om opzettelijk brand stichten en/of ontploffingen teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich/een ander middelen en inlichtingen verschaffen of trachten te verschaffen waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf en/of een ander trachten te bewegen om het misdrijf mede te plegen om daartoe middelen of inlichtingen te verschaffen.
2.
Medeplegen van deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Parallelle dagvaarding
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

9.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

10.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met (een) ander(en) schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een terroristische aanslag met wapens en explosieven op willekeurige burgers en politie. Zij waren hiertoe speciaal naar Nederland gekomen, verdachte uit Duitsland en zijn medeverdachte uit Frankrijk. Blijkens zich in het dossier bevindende chats, waren zij bereid tot het plegen van een (zelfmoord)aanslag op de Nederlandse veiligheid. Het Rotterdamse politiebureau De Veranda was daarbij een mogelijk doelwit. In hun telefoons zijn afscheidsliederen, een afscheidsfilm, en een afscheidsboodschap aangetroffen. Zij handelden vanuit het radicaal-islamitische gedachtengoed van IS en hebben aldus gezamenlijk deelgenomen aan een terroristische organisatie.
Terrorisme wordt, nationaal en internationaal, gezien als een van de ernstigste misdrijven. Tegen terroristische aanslagen waarbij onschuldige personen het slachtoffer zijn, dient de samenleving te worden beschermd en die aanslagen dienen in de kiem te worden gesmoord door strafbaarstelling van de voorbereidingen daartoe. De verdachte en de medeverdachte hebben zowel de burgerbevolking als de politie in Nederland beoogd te treffen. Enkel door tijdig ingrijpen is dit voorkomen kunnen worden.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij een onschuldig persoon het slachtoffer is geworden. Het slachtoffer, dat al moeilijk liep, werd daarbij van achteren aangevallen en naar de grond gewerkt, waarna zijn halsketting is afgerukt. Berovingen zijn voor direct betrokkenen over het algemeen traumatiserend, wat tot langdurige psychische schade kan leiden. Verdachte heeft zich daar niets van aangetrokken en heeft kennelijk gehandeld vanuit eigen financieel gewin. Hoewel het de verdachte vrij staat zich op zijn zwijgrecht te beroepen dan wel te ontkennen dat hij dit feit heeft gepleegd, heeft hij daarmee ook getoond geen verantwoordelijkheid te nemen.
Op bovengenoemde ernstige strafbare feiten kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar de hoogte van de straffen die in enigszins vergelijkbare zaken zijn opgelegd voor deelneming aan een terroristische organisatie en voorbereidingshandelingen. Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren passend en geboden is.
De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de omstandigheid dat de redelijke termijn is overschreden. Er is, sinds de aanhouding van de verdachte op 17 juni 2018, meer dan twee jaar verstreken. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding niet dient te leiden tot strafvermindering. De overschrijding betreft slechts ongeveer vier maanden en is deels veroorzaakt door de agenda van de gemachtigde van de medeverdachte. De rechtbank zal dan ook volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

11..In beslag genomen voorwerpen

11.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen mobiele telefoon van het merk Wiko verbeurd te verklaren en de in beslag genomen mobiele telefoon Nokia zwart Alcatel terug te geven aan de verdachte.
11.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
11.3.
Beoordeling
De in beslag genomen mobiele telefoon van het merk Wiko zal worden verbeurd verklaard.
Deze telefoon behoorde aan de verdachte toe en de onder 1 en 2 bewezen feiten zijn met
behulp van dit voorwerp voorbereid en begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen mobiele telefoon Nokia zwart Alcatel zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, zijnde degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Ten overvloede wordt opgemerkt dat op deze telefoon ook geen belastend materiaal is aangetroffen.

12.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 46a, 47, 57, 96, 140a, 157, 176a, 176b, 288a, 289, 289a en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

13.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het feit op de parallelle dagvaarding, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2: de mobiele telefoon van het merk Wiko;
- gelast de teruggave aan verdachte van: de mobiele telefoon Nokia zwart Alcatel.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. I.M.A. Hinfelaar en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging en tekst tenlastelegging parallelle dagvaarding
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode 1 april 2018 tot en met 17 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, en/of in Frankrijk en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk
met het oogmerk ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of;
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
(telkens) ten behoeve van één of meer (te plegen) aanslag(en) op één of meer objecten, en/of één of meer perso(o)n(en), door het gebruik van één of meer vuurwapen(s) en/of het teweeg brengen van één of meerdere ontploffing(en) en/of het stichten van brand en/of het begaan van moord en/of doodslag met een terroristisch oogmerk,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie lslamic State (IS} dan wel lslamic State of lraq and Shaam (ISIS) en/of lslamic State of lraq and Levant (ISIL), althans (een) aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s) en/of Ansar al-Shari'a, althans (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, eigen gemaakt en/of;
B. één of meer (digitale) bestanden (zoals documenten en/of filmpjes en/of afbeeldingen) inhoudende informatie over wapens en explosieven (encyclopedie voor het maken van explosieven, handleiding voor het maken van explosieven) en/of overleden personen en/of (gevechts)trainingen (instructies voor 'Truck Attacks', audiolessen van Abu Ali al-Anbari) en/of IS-strijders (oproep tot aansluiten bij de strijd, oproep tot het doden van ongelovigen) en/of preken, althans over en/of gerelateerd aan de gewapende Jihadstrijd (artikel uit al Naba 'Wanneer is de jihad verplicht?') en/of martelaarschap (artikel waarin o.a. de beloning van de shahid wordt besproken) gedownload en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of verspreid, en/of;
C. een infographic met als titel (vertaald):"Adviezen voor de mujahedin in de vijandelijke landen", oorspronkelijk afkomstig uit de weekly AI-Naba' van de Islamitische Staat uit november 2017, inhoudende adviezen over de planning en uitvoering van een aanslag gedownload en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of verspreid, en/of;
D. aangegeven de Nederlandse veiligheid te willen slaan (en daarbij een afbeelding gedeeld van het Rotterdamse politiebureau De Veranda) en/of de hoofdverzameling van de Mobiele Eenheid te willen weten en/of een of meer perso(o)n(en) benaderd en/of laten benaderen en/of overgehaald om een bomgordel te dragen en/of (een) mitrailleur(s) en/of (een) 9mm vuurwapen(s) en/of (een) explosie(f)(ven) te leveren en/of daartoe geld (getracht) (te) verzamel(d)(en);
(art. 96, lid 2, Sr jo.176b, lid 2 Sr jo. 157 Sr en 289a Sr jo. 288a Sr jo. 289 Sr jo. 289a, lid 2 Sr)
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 17 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, en/of in Frankrijk en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
heeft deelgenomen aan (een) organisatie(s), namelijk Islamitische Staat (IS), dan wel lslamic State of lraq and Shaam (ISIS) en/of lslamic State of lraq and Levant (ISIL), althans (een) aan IS gelieerde organisatie(s), althans (een) Organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke Organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), en/of;
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën Il en/of 111 (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie);
( art. 140a, lid 1 Sr)
Parallelle dagvaarding
hij op of omstreeks 14 mei 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
op of aan de openbare weg, te weten de Lijsterbeslaan/ Populierenlaan,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) (schakel)ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- van achteren (met kracht) schoppen en/of slaan en/of duwen tegen de linkerknie van die [naam slachtoffer] , en/of
- van achteren beetpakken van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( daardoor) die [naam slachtoffer] ten val brengen, en/of
- ( vervolgens) met kracht een nekklem aanleggen en/of houden om de nek van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( met kracht) rukken/trekken aan de (gouden) (schakel)ketting.
(Artikel 310 Wetboek van Strafrecht jo 312 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:416.
2.Kennisdocument “Van opstand naar Jihad”, afkomstig van de Dienst Landelijke Recherche d.d. 18 januari 2018, pagina 248.
3.Hoge Raad 18 november 1997, NJ 1998, 225.
4.Hoge Raad 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5161
5.Hoge Raad 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3565.
6.AIVD-publicatie ‘De erfenis van Syrië, mondiaal jihadisme blijft dreiging voor Europa’, gedateerd 5 november 2018, pagina 11, zie https://www.aivd.nl/actueel/nieuws/2018/11/05/de-erfenis-van-syrie-jihadistisch-terroristische-dreiging-houdt-aan).