In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 30 oktober 2020, wordt de zaak behandeld van een eiseres die een maatwerkvoorziening heeft aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) voor de plaatsing van een traplift in haar woning. Eiseres, die lijdt aan chronische medische klachten, heeft een voorwaardelijke tegemoetkoming in de verhuiskosten gekregen, omdat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, heeft besloten dat er geen traplift kan worden geplaatst in haar woning vanwege brandveiligheidsredenen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat zij van mening is dat verweerder niet voldoende heeft gekeken naar alternatieve leveranciers van trapliften die aan de vereiste brandklasse voldoen.
De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en dat verweerder niet adequaat heeft aangetoond dat de afwijzing van de traplift terecht is. De rechtbank wijst erop dat de Wmo 2015 vereist dat het college een maatwerkvoorziening verstrekt ter compensatie van beperkingen in zelfredzaamheid of participatie. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen, waarbij verweerder moet motiveren of er een passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid van eiseres. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.