ECLI:NL:RBROT:2020:8800

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
C/10/600127 / KG ZA 20-606
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van beslag op zakelijke bankrekening in kort geding tussen vennoot en voormalig vennoot van een vennootschap onder firma

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen die betrokken zijn bij een vennootschap onder firma (VOF). De eiseres, die samen met de gedaagde een pluimveebedrijf exploiteert, vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door de gedaagde was gelegd op de zakelijke bankrekening van de VOF. De eiseres stelde dat het beslag onterecht was gelegd en dat zij als vennoot recht had op het saldo van de rekening. De gedaagde voerde aan dat het beslag noodzakelijk was om zijn vordering veilig te stellen, aangezien de eiseres zonder recht geld van de zakelijke rekening had opgenomen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres niet voldoende had aangetoond dat het beslag ondeugdelijk was. De rechter wees erop dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat zij door het beslag in financiële problemen verkeerde. De gedaagde had daarentegen aannemelijk gemaakt dat hij als vennoot verantwoordelijk was voor de VOF en dat het beslag gerechtvaardigd was om zijn belangen te beschermen. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en de rechter besloot dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd zouden worden.

In reconventie vorderde de gedaagde dat de eiseres hem weer als gemachtigde op de zakelijke rekening zou toevoegen. Deze vordering werd toegewezen, met een dwangsom voor het geval de eiseres niet aan de veroordeling voldeed. De rechter oordeelde dat de gedaagde recht had op toegang tot de zakelijke rekening, gezien zijn rol als vennoot in de VOF. De overige vorderingen van de gedaagde werden afgewezen, omdat hij geen spoedeisend belang had aangetoond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/600127 / KG ZA 20-606
Vonnis in kort geding van 30 september 2020
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.M.M. Kroon te Wageningen,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. F.R.H. Kuiper te Hattem.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 augustus 2020, met 6 producties;
  • de conclusie van antwoord tevens van eis in reconventie, met 11 producties;
  • de mondelinge behandeling op 11 september 2020;
  • de akte houdende schriftelijke reactie tevens houdende wijziging/vermeerdering van eis van [naam eiseres] ;
  • de antwoordakte van [naam gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam gedaagde] exploiteert sinds 1996, samen met zijn echtgenote, een pluimveebedrijf gevestigd te Leerdam onder de naam ‘ [naam bedrijf 1] ’.
2.2.
Vanaf 2008 is [naam gedaagde] , nadat zijn vader was overleden, tevens de voormalige ouderlijke melkveehouderij – gevestigd te Nieuwland – gaan exploiteren met zijn moeder, [naam eiseres] . Op 7 september 2010 is in dat kader een vennootschap onder firma opgericht met de naam ‘ [naam bedrijf 2] ’ (hierna: de VOF).
2.3.
In 2014 heeft [naam gedaagde] bij zijn pluimveebedrijf en woning in Leerdam een rundveestal gebouwd. Eind augustus 2014 is het melkvee van de VOF aldaar ondergebracht.
2.4.
Sinds 2015 heeft [naam gedaagde] alle inkomsten die zijn verkregen uit de melkveehouderij verwerkt in de jaarrekeningen van [naam bedrijf 1] .
2.5.
In februari 2015 zijn partijen met elkaar in overleg getreden over de volledige overname van de melkveehouderij door [naam gedaagde] . Daarbij hebben zij Alfa Accountants en Adviseurs (hierna: Alfa) de opdracht gegeven om partijen te adviseren en te begeleiden in het traject van de bedrijfsovername.
2.6.
Op 29 juni 2016 hebben partijen drie overeenkomsten ondertekend, te weten:
  • Overeenkomst overname aandeel en verdeling vennootschap onder firma (hierna: de Overeenkomst van overname);
  • Lijfrenteovereenkomst met natuurlijke persoon;
  • Overeenkomst van geldlening.
2.7.
Bij brief van 20 december 2016 heeft (de advocaat van) [naam eiseres] aan [naam gedaagde] medegedeeld de op 29 juni 2016 gesloten overeenkomsten buitengerechtelijk te vernietigen, primair op grond van bedrog en subsidiair op grond van dwaling.
2.8.
Bij dagvaarding van 13 maart 2017 heeft [naam gedaagde] bij deze rechtbank kort gezegd nakoming van de Overeenkomst van overname door [naam eiseres] gevorderd. Bij vonnis van 23 mei 2018, met zaaknummer C/10/523592 / HA ZA 17-298, heeft de rechtbank de vorderingen van [naam gedaagde] afgewezen omdat het beroep van [naam eiseres] in die procedure op dwaling ex artikel 6:228 lid 1 BW slaagt.
2.9.
Op 5 juli 2018 is [naam gedaagde] tegen het vonnis van 23 mei 2018 in hoger beroep gegaan bij het hof te Den Haag. Die procedure staat thans op de rol van 27 oktober 2020 voor het wijzen van arrest.
2.10.
De VOF heeft een zakelijke bankrekening bij ABN AMRO N.V. (hierna: de zakelijke bankrekening). [naam eiseres] is gerechtigd tot deze rekening. [naam gedaagde] maakt gebruik van de rekening op basis van een volmacht.
Daags na het vonnis van 23 mei 2018 heeft [naam eiseres] een bedrag van € 50.000,00 opgenomen van de zakelijke bankrekening. Daarnaast neemt [naam eiseres] met ingang van 19 februari 2019 maandelijks € 2.250,00 van de zakelijke rekening op onder de noemer ‘vergoeding levensonderhoud’.
2.11.
Bij dagvaarding van 25 september 2018 heeft [naam eiseres] bij deze rechtbank kort gezegd gevorderd de VOF te ontbinden, te bepalen dat het aandeel van [naam gedaagde] in de VOF wordt overgenomen door [naam eiseres] en [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ex artikel 6:277 BW aan [naam eiseres] . In deze procedure is nog geen vonnis gewezen.
2.12.
De VOF produceert en levert dagelijks melk aan Royal Bel Leerdam (hierna: Royal Bel), waarvoor de VOF betalingen c.q. melkgelden ontvangt op de zakelijke bankrekening. In mei 2020 heeft [naam gedaagde] Royal Bel verzocht de melkgelden te storten op de bankrekening van [naam bedrijf 1] . Royal Bel heeft dat verzoek ingewilligd, maar nadat [naam eiseres] daartegen bezwaar had gemaakt, is die wijziging teruggedraaid.
2.13.
Op 15 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter aan [naam gedaagde] verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag, ten laste van de VOF, op de zakelijke bankrekening van de VOF, waarbij de vordering inclusief rente en kosten is begroot op € 416.823,42. Op 16 juni 2020 is op basis van dat verlof conservatoir beslag gelegd door [naam gedaagde] .
2.14.
In september 2020 heeft [naam eiseres] de volmacht van [naam gedaagde] ten aanzien van de zakelijke rekening van de VOF ingetrokken. Sindsdien heeft [naam gedaagde] geen toegang meer tot deze rekening.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[naam eiseres] vordert – na eisvermeerdering – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. het beslag op te heffen dan wel [naam gedaagde] te veroordelen om het beslag op te heffen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of deel daarvan dat hij aan die veroordeling niet of niet geheel voldoet;
subsidiair
2. [naam gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [naam eiseres] een bedrag van € 2.250,00 per eerste dag van de maand, primair op grond van de aan haar toekomende gebruiksvergoeding en subsidiair als voorschot op de aan [naam eiseres] toekomende overnamesom;
tevens
3. [naam gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis samen met [naam eiseres] een deskundige te benoemen, die de jaarrekening 2019 opmaakt, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of deel daarvan dat hij aan die veroordeling niet voldoet;
4. [naam gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis [naam eiseres] in de gelegenheid te stellen om de kas te controleren en de boeken, brieven en bescheiden van de VOF in te zien vanaf 2013 en in het bijzonder overlegging van de jaarrekening van de [naam bedrijf 1] vanaf 2015 voor zover deze ziet op de melkveehouderij en daarvan kopieën te maken;
5. [naam gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
[naam eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
[naam verweerster] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis mee te werken aan het indienen van een formulier wijziging relatiegegevens bij Royal Bel Leerdam, zodat de melkgelden door Royal Bel Leerdam op de bankrekening van [naam bedrijf 1] kunnen worden gestort;
[naam verweerster] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis [naam eiser] weer op de zakelijke bankrekening van de voormalige [naam bedrijf 2] toe te voegen als gemachtigde, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of deel daarvan dat zij aan die veroordeling niet voldoet.
[naam verweerster] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis [naam eiser] schriftelijk te voorzien van onderliggende bewijsstukken, waaronder facturen, voor alle betalingen die [naam verweerster] sinds 2015 heeft verricht vanaf de zakelijke bankrekening, dit op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of deel daarvan dat zij aan die veroordeling niet voldoet;
subsidiair
1. [naam verweerster] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te
wijzen vonnis [naam eiser] weer op de zakelijke bankrekening van de voormalige [naam bedrijf 2] toe te voegen als gemachtigde, op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 voor elke dag of deel daarvan dat zij aan die veroordeling niet voldoet;
2. [naam verweerster] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te
wijzen vonnis [naam eiser] blijvend in staat te stellen de zakelijke kosten die worden gemaakt om te komen tot de door Royal Bel Leerdammer te betalen melkgelden te kunnen innen te kunnen blijven betalen van de zakelijke bankrekening, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of deel daarvan dat zij aan die veroordeling niet voldoet;
3. [naam verweerster] te verbieden om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis nog langer betalingen voor privékosten te doen van de zakelijke bankrekening, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of deel daarvan dat zij aan die veroordeling niet voldoet;
4. [naam verweerster] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis de maandelijkse arbeidsvergoeding van € 1.500,00 per eerste dag van de maand aan [naam eiser] te betalen, dan wel [naam eiser] blijvend in staat te stellen dit zelf te doen van de zakelijke bankrekening, dit op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of deel daarvan dat zij aan die veroordeling niet voldoet;
5. [naam verweerster] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis maandelijks een bedrag van € 5.000,00 per eerste dag van de maand aan [naam eiser] te betalen ten titel van huisvestingskosten, dan wel [naam eiser] blijvend in staat te stellen dit zelf te doen van de zakelijke bankrekening, dit op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 voor elke dag of deel daarvan dat zij aan die veroordeling niet voldoet;
6. [naam verweerster] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis [naam eiser] schriftelijk te voorzien van onderliggende bewijsstukken, waaronder facturen, voor alle betalingen die [naam verweerster] sinds 2015 heeft verricht van de zakelijke bankrekening, dit op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of deel daarvan dat zij aan die veroordeling niet voldoet;
een en ander met veroordeling van [naam verweerster] in de kosten van deze procedure.
4.2.
[naam verweerster] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
[naam gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering die [naam eiseres] heeft ingesteld in haar akte na de zitting.
Op grond van artikel 130 lid 1 Rv is [naam eiseres] bevoegd haar eis te vermeerderen, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. Het bepaalde in artikel 130 lid 2 Rv brengt mee dat de voorzieningenrechter de vermeerdering kan weigeren wegens strijd met de goede procesorde. Daarvan is echter geen sprake. De vermeerdering van eis leidt niet tot een onredelijke vertraging van de procedure en gesteld noch gebleken is dat [naam gedaagde] daardoor onredelijk bemoeilijkt is in de mogelijkheid om verweer te voeren. Bij dit laatste is in aanmerking genomen dat de gronden van de vordering ongewijzigd zijn gebleven en [naam gedaagde] in de gelegenheid is gesteld op de eisvermeerdering te reageren. De eisvermeerdering wordt daarom toegestaan en is reeds in het onder punt 3. omschreven geschil in conventie verwerkt.
5.2.
Primair heeft [naam eiseres] opheffing van het op 16 juni 2020 gelegde beslag gevorderd. Zij voert daartoe aan dat in het vonnis van 23 mei 2018 is geoordeeld dat
[naam eiseres] de Overeenkomst van overname terecht heeft ontbonden, zodat de VOF thans nog voortduurt en [naam eiseres] als vennoot van de VOF onverminderd gerechtigd is tot het saldo van de zakelijke rekening. Op grond van de VOF-akte heeft [naam eiseres] recht op een vergoeding voor de goederen die zij bij de totstandkoming van de VOF heeft ingebracht en op winstdeling over de afgelopen jaren. [naam gedaagde] doet echter alsof de VOF niet meer bestaat. Als gevolg van het beslag moet [naam eiseres] slechts rondkomen van haar AOW-uitkering, terwijl [naam gedaagde] zichzelf bevoordeelt door zonder grond de door [naam eiseres] ingebrachte zaken te gebruiken ten gunste van [naam bedrijf 1] en zonder daarvoor een vergoeding te betalen aan [naam eiseres] . Het beslag dat [naam gedaagde] heeft gelegd, dient niet om zijn vermogen veilig te stellen, maar om [naam eiseres] klem te zetten, zodat zij niet over financiën kan beschikken buiten haar AOW-uitkering.
5.3.
[naam gedaagde] betwist dat de Overeenkomst van overname is ontbonden en stelt zich op het standpunt dat hij op grond van de Overeenkomst van overname per 15 januari 2015 het saldo op de zakelijke bankrekening van de VOF heeft overgenomen. [naam eiseres] heeft zonder deugdelijke grondslag € 50.000,00 van de zakelijke rekening opgenomen alsmede maandelijks een bedrag van € 2.250,00. Ook verricht [naam eiseres] vanuit de zakelijke rekening betalingen ter voldoening van privékosten. Het beslag is dan ook gelegd om het saldo op de zakelijke rekening veilig te stellen. [naam eiseres] heeft bovendien geen spoedeisend belang bij opheffing van het beslag, nu zij door het beslag niet financieel in de knel komt.
5.4.
Volgens artikel 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2105). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad (3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:599) heeft hier aan toegevoegd dat de ‘afstemmingsregel’ niet van toepassing is, indien de gevraagde voorziening strekt tot opheffing van een conservatoire maatregel of tot een verbod tot het treffen van een dergelijke maatregel, en de uitspraak van de bodemrechter over de vordering ter verzekering waarvan de conservatoire maatregel strekt, nog geen kracht van gewijsde heeft gekregen. In een zodanig geval dienen de belangen van partijen te worden afgewogen, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat voor een vooralsnog niet vaststaande vordering verhaal mogelijk zal zijn ingeval de vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, terwijl de beslaglegger bij (definitieve) afwijzing van de vordering in de hoofdzaak voor de door het beslag ontstane schade aansprakelijk is. De omstandigheid dat de rechter in de hoofdzaak reeds uitspraak heeft gedaan, dient hierbij te worden betrokken.
5.5.
Het enkele feit dat in het vonnis van 23 mei 2018 de vordering van [naam gedaagde] tot nakoming van de Overeenkomst van overname is afgewezen, betekent nog niet dat de gepretendeerde vordering van [naam gedaagde] op [naam eiseres] ondeugdelijk of onnodig is.
Indien ervan wordt uitgegaan dat er geen overname heeft plaatsgevonden en de VOF nog steeds bestaat, voeren partijen discussie over de wijze waarop de kosten van de VOF zijn gedragen door de vennoten en de wijze van verdeling van de opbrengsten waartoe iedere vennoot gerechtigd zou zijn. [naam gedaagde] stelt dat hij via [naam bedrijf 1] al jaren een groot deel van de kosten van de melkveehouderij draagt – omdat de koeien sinds 2015 in de stallen op de grond van [naam bedrijf 1] staan – terwijl de opbrengsten worden betaald op de zakelijke rekening van de VOF. Ook voert hij aan dat [naam eiseres] zonder deugdelijke grondslag sommen geld heeft opgenomen van de zakelijke rekening om privéfacturen te betalen. Daartegenover staat het standpunt van [naam eiseres] dat zij recht heeft op een vergoeding voor haar jaarlijkse inbreng in de VOF en de winstdeling. Met de voorliggende stukken kan niet worden vastgesteld welke partij het gelijk aan zijn/haar zijde heeft en hoe de berekening en verrekening van kosten en opbrengsten ten voordele van welke partij zullen uitvallen. Van een summierlijke ondeugdelijkheid van de vordering van [naam gedaagde] is in ieder geval onvoldoende gebleken.
5.6.
Voorts wordt in aanmerking genomen dat [naam eiseres] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij door het beslag in financiële problemen raakt. [naam gedaagde] heeft aangevoerd dat [naam eiseres] beschikt over voldoende spaargeld, dat zij nagenoeg geen maandelijkse lasten heeft, dat zij regelmatig privékosten ten laste van de zakelijke rekening laat brengen, dat er geen sprake is van een repeterend bankbeslag en dat [naam eiseres] betalingen kan verrichten vanuit de zakelijke rekening met de inkomsten die de VOF na het beslag nog steeds ontvangt. Het feit dat de melkgelden die Royal Bel betaalt, op de zakelijke rekening van de VOF binnenkomen, geven steun aan die stelling van [naam gedaagde] . Gelet op dit gemotiveerde verweer, kan [naam eiseres] niet volstaan met de algemene stelling dat zij niet kan rondkomen van haar AOW en dat zij aanzienlijke (juridische) kosten heeft zonder die kosten verder te specificeren. Een spoedeisend belang ten aanzien van haar financiële situatie is dan ook niet voldoende aannemelijk geworden.
5.7.
Voorgaande omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat het belang van [naam gedaagde] bij handhaving van het beslag zwaarder dient te wegen dan het belang van [naam eiseres] bij opheffing van het beslag. De voorzieningenrechter ziet geen reden om, vooruitlopend op de uitkomsten van de lopende bodemprocedures, het beslag op te heffen. De primaire vordering wordt afgewezen.
5.8.
De subsidiair gevorderde veroordeling van [naam gedaagde] tot betaling van een maandelijkse vergoeding van € 2.250,00 aan [naam eiseres] wordt afgewezen bij gebrek aan een spoedeisend belang. Zoals al is overwogen onder 5.6. is de stelling van [naam eiseres] dat zij in een zodanig slechte financiële positie verkeert dat zij niet in haar levensonderhoud kan voorzien, niet voldoende aannemelijk geworden.
5.9.
Ten aanzien van de vordering tot benoeming van een deskundige die de jaarrekening 2019 opmaakt en de veroordeling van [naam gedaagde] tot inzage in- en overlegging van de onder punt 3.1.4. genoemde bescheiden aan [naam eiseres] , heeft [naam eiseres] in het geheel niet gesteld waarin het spoedeisende belang van die vorderingen ligt. Reeds om die reden liggen ook deze vorderingen voor afwijzing gereed.
5.10.
Gelet op de familierelatie tussen partijen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
Het spoedeisende belang van [naam gedaagde] bij de gevorderde veroordeling van
[naam eiseres] om [naam gedaagde] weer als gemachtigde op de bankrekening van de VOF toe te voegen, is evident. Uitgaande van de stellingen van [naam eiseres] zelf, is [naam gedaagde] nog steeds vennoot van de VOF en draagt [naam gedaagde] dus met haar verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van de VOF. Daarvoor is noodzakelijk dat [naam gedaagde] toegang heeft tot de zakelijke rekening van de VOF. Daartoe is hij ook gerechtigd als vennoot. Deze vordering wordt daarom toegewezen, met dien verstande dat de daarvoor aan [naam eiseres] gestelde termijn wordt bepaald op drie werkdagen. Gelet op het feit dat [naam eiseres] de volmacht heeft ingetrokken, is het verbinden van een dwangsom aan de veroordeling geïndiceerd.
De gevorderde dwangsom wordt toegewezen tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt.
6.2.
Voor een veroordeling van [naam eiseres] om ervoor zorg te dragen dat de melkgelden door Royal Bel Leerdam op de bankrekening van [naam bedrijf 1] worden gestort, is onvoldoende aanleiding. Van een spoedeisend belang is niet gebleken. [naam gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat het gebrek aan melkgeldinkomsten evident leidt tot liquiditeitsproblemen, maar hij heeft verder niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt dat zijn financiële positie zodanig slecht is dat hij voor toewijzing van de vordering de uitkomst van de bodemprocedure(s) niet kan afwachten. Daarbij komt dat zijn vordering tot herstel van zijn volmacht hierboven is toegewezen, zodat hij weer toegang zal hebben tot de zakelijke rekening.
6.3.
[naam gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat hij sinds 2008 maandelijks een bedrag van € 1.500,00 ontvangt van de VOF ten titel van arbeidsvergoeding. Vaststaat ook dat hij onverminderd arbeid verricht voor het melkveebedrijf. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vordering. Vanuit praktisch oogpunt zal [naam eiseres] worden veroordeeld om [naam gedaagde] blijvend in staat te stellen van de zakelijke rekening aan zichzelf een arbeidsvergoeding uit te keren van € 1.500,00 per maand. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden, met een maximum van € 50.000,00.
6.4.
De resterende vorderingen (een verbod aan [naam eiseres] om nog langer betalingen voor privékosten te doen vanaf de zakelijke bankrekening, de vordering tot overlegging van bewijsstukken voor alle betalingen die [naam eiseres] sinds 2015 heeft verricht van de zakelijke bankrekening, de vordering om [naam gedaagde] in staat te stellen de zakelijke kosten van de melkveehouderij te betalen van de zakelijke rekening en de gevorderde vergoeding van huisvestingskosten aan [naam gedaagde] ) worden eveneens afgewezen. [naam gedaagde] heeft voor deze vorderingen geen apart spoedeisend belang gesteld, noch is dat uit de stukken gebleken. Daarbij komt dat zijn vordering tot herstel van zijn volmacht hierboven is toegewezen, zodat hij weer toegang zal hebben tot de zakelijke rekening.
6.5.
Gelet op de familierelatie tussen partijen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af;
7.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
7.3.
veroordeelt [naam verweerster] om, binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis, [naam eiser] op de zakelijke rekening van de VOF met IBAN-nummer [bankrekeningnummer] toe te voegen als gemachtigde, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat [naam verweerster] niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
7.4.
veroordeelt [naam verweerster] om, na betekening van dit vonnis, [naam eiser] blijvend in staat te stellen van de zakelijke rekening van de VOF met IBAN-nummer [bankrekeningnummer] een bedrag van € 1.500,00 per maand aan zichzelf uit te keren ten titel van arbeidsvergoeding, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat [naam verweerster] niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
7.5.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin op 30 september 2020.
2091 / 2294