Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties.
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
[opm. ktr: bedoeld is 26 februari – 28 februari 2020];
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde, waarbij de eiseres een loonstop aanvecht die door de gedaagde is opgelegd. De eiseres, werkzaam als sportinstructrice, was sinds 12 augustus 2019 arbeidsongeschikt door ziekte. De bedrijfsarts had geadviseerd om mediation in te zetten, maar de eiseres had een geplande mediationafspraak op 8 januari 2020 afgezegd vanwege persoonlijke omstandigheden. De gedaagde heeft vervolgens de loonbetaling stopgezet, wat de eiseres als onterecht beschouwde. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde gerechtigd was om de loonstop toe te passen voor de periode van 7 januari tot 24 januari 2020, omdat de eiseres zonder deugdelijke grond had geweigerd mee te werken aan de mediation. Echter, de loonstop voor de periode van 26 februari tot 28 februari 2020 werd onterecht geacht, omdat de eiseres niet in staat was om te werken en de gedaagde had moeten volstaan met het in mindering brengen van de vakantiedagen in plaats van een loonstop toe te passen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon voor deze periode, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente, en heeft de proceskosten gecompenseerd.