Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren met aftrek van voorarrest;
- oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, te weten een contactverbod met [naam slachtoffer 1] en de ouders en zussen van [naam slachtoffer 1] , gedurende 5 (vijf) jaren waarbij 2 (twee) weken hechtenis dient te worden toegepast bij elke overtreding van dat verbod, met een maximum van 6 (zes) maanden;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel;
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 22/002594-16;
- niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 10/056607-15.
4.Waardering van het bewijs
"Ik weet zeker dat je ermee gaat bemoeien, met deze problemen. Als ik je zie dan sla ik je op je gezicht, schop ik je helemaal blauw en als het moet dan maak ik je af."De getuige [naam getuige] , heeft bij de politie verklaard dat hij hoorde dat de verdachte tegen de aangever zei ‘dat hij hartpatiënt was en dat hij hem ging slaan’. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze getuigenverklaring van [naam getuige] onvoldoende steun biedt aan de verklaring van de aangever, nu de volgens de getuige gebruikte bewoordingen wezenlijk verschillen van de volgens de aangever door de verdachte gebruikte bewoordingen. Omdat de verklaring van de aangever niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft gepleegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht deze verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig, nu deze verklaring niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Volgens [naam slachtoffer 1] werd zij door de verdachte gedwongen het verdiende geld over te laten maken naar het rekeningnummer van de onderneming van de verdachte en ontving zij daarna niets. Dat [naam slachtoffer 1] niets van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden ontving, past bij de resultaten van het onderzoek naar de bankrekeningen van [naam slachtoffer 1] . Vanaf mei 2018 blijkt zij, anders dan voorheen en ondanks haar uitkering en stortingen door haar ouders, veelvuldig in het rood te staan.
15 februari 2019 is 11 keer een notitie gemaakt met als onderwerp een getal. De verdachte heeft verklaard dat dit bedragen betreffen. Het zou volgens hem echter niet gaan om bedragen verdiend met prostitutiewerkzaamheden van [naam slachtoffer 1] , maar om inkomsten uit de in- en verkoop van goederen. Dat acht de rechtbank niet geloofwaardig, mede gelet op de tijdstippen die bij de bedragen zijn vermeld. Het vermelde tijdstip bij de bedragen is telkens (met uitzondering van één keer) 06.00 uur. De rechtbank constateert dat [naam slachtoffer 1] veelal rond dit tijdstip prostitutiewerkzaamheden verrichtte, hetgeen ook blijkt uit de tapgesprekken tussen de verdachte en [naam slachtoffer 1] .
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregel
12 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Hier houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening mee.
vijf jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 5] , [naam slachtoffer 6] , [naam slachtoffer 7] en [naam slachtoffer 8] . De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis voor de duur van twee weken zal worden toegepast bij iedere keer dat niet wordt voldaan aan deze maatregel, tot een maximum van zes maanden.
8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel
€ 69.415 gevorderd aan gederfde inkomsten. Dit bedrag is gebaseerd op 143 dagen prositutiewerk met gemiddelde inkomsten van € 500,00 per dag, en met aftrek van de door de verdachte gemaakte kosten. De rechtbank constateert dat de benadeelde partij wisselend heeft verklaard over haar gemiddelde inkomsten per dag uit de door haar verrichte prostitutiewerkzaamheden en dat zich in het dossier geen objectieve en verifieerbare gegevens bevinden over deze gemiddelde inkomsten. Gelet hierop zal de rechtbank de gemiddelde inkomsten per dag schatten op € 250,00. De rechtbank heeft bij deze schatting aansluiting gezocht bij de in recente uitspraken gehanteerde maatstaf bij het schatten van inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden (zie onder meer rechtbank Amsterdam 4 maart 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:1489 en gerechtshof Den Haag 26 oktober 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2865). Nu de vastgestelde periode waarin de benadeelde partij prostitutiewerkzaamheden heeft verricht 143 dagen betreft, zal de rechtbank de gederfde inkomsten schatten op 143 x € 250,00 = € 35.750. Dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om eventueel door de verdachte gemaakte kosten hierop in mindering te brengen. Door de verdediging is verzocht te bepalen dat een eventueel toegekende ontnemingsvordering in mindering wordt gebracht op het voornoemde schadebedrag uit gederfde inkomsten. De wet voorziet echter niet in die mogelijkheid.
€ 36.830,00, bestaande uit € 35.750,00 aan gederfde inkomsten en € 1.080,00 aan verhuis- en opslagkosten. Ten aanzien van de meer gevorderde materiële schadevergoeding zal de benadeelde partij-niet ontvankelijk worden verklaard.
9.Vorderingen tenuitvoerlegging
Parketnummer 10-056607-15
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
€ 46.830,00 (zegge: zesenveertigduizendachthonderddertig euro), bestaande uit € 36.830,00 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 46.830,00(hoofdsom,
zegge: zesenveertigduizendachthonderddertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 46.830,00gijzeling zal worden toegepast voor de duur van
269 (tweehonderdnegenenzestig) dagen; toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot twee weken, van de bij arrest van 22 maart 2017 (22-002594-16) van het gerechtshof Den Haag aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.