In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en twee gedaagden, die gezamenlijk als vennoten een vennootschap onder firma vormden. De eiser vorderde betaling van huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst, die was aangegaan door de vennootschap onder firma. De huurovereenkomst betrof een bedrijfsruimte in Rotterdam, die door de vennootschap was verhuurd aan de eiser. De gedaagden, waarvan één zich had uitgeschreven als vennoot, werden aangesproken op de huurachterstand die was ontstaan na zijn uittreding. De kantonrechter oordeelde dat de uitgetreden vennoot hoofdelijk aansprakelijk bleef voor de huurachterstand, omdat de huurovereenkomst was aangegaan uit naam van de vennootschap en beide vennoten zich hoofdelijk hadden verbonden tot betaling van de huurtermijnen. De kantonrechter wees de vorderingen van de eiser toe, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. De gedaagden werden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt de rechtszekerheid voor schuldeisers in gevallen van uittreding van vennoten uit een vennootschap onder firma.