ECLI:NL:RBROT:2020:749
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot gedwongen schuldregeling niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbrekend verzoek tot toelating tot schuldsaneringsregeling
Op 23 januari 2020 heeft verzoekster een verzoek ingediend op basis van artikel 287a, eerste lid, van de Faillissementswet. Dit verzoek was gericht aan de rechtbank om de schuldeisers die weigerden mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze regeling. De rechtbank heeft op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in deze zaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat bij het verzoek ex artikel 287a Fw een compleet verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, inclusief de benodigde bijlagen, moet worden gevoegd. In dit geval ontbrak het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, waardoor de rechtbank niet in staat was om het verzoek te behandelen. Hierdoor werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.
Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat sinds 1 januari 2019 in artikel 287a lid 7 Fw is opgenomen dat een verzoek tot dwangakkoord wordt afgewezen als de schuldbemiddeling niet wordt uitgevoerd door een persoon of instelling zoals bedoeld in artikel 48 lid 1 van de Wet op het consumentenkrediet. De rechtbank concludeerde dat de betrokken schuldhulpverlener, Budgetbeheer ZuidHollandZuid, niet voldeed aan de vereisten, wat een extra reden was om het verzoek af te wijzen.
De rechtbank heeft uiteindelijk de beslissing genomen om verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.A.M. Los, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2020. Verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen acht dagen na deze uitspraak hoger beroep in te stellen.