Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 31 december 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord van 19 februari 2020, met producties;
- de oproepingsbrieven van deze rechtbank van 11 maart 2020;
- de zittingsagenda van deze rechtbank van 15 mei 2020;
- de incidentele conclusie strekkende tot het instellen van een provisionele vordering ex art. 223 Rv tevens akte overlegging producties, met producties 20 tot en met 23 van Fighetti;
- de akte overlegging producties met productie 24 van Fighetti;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 juni 2020, alsmede de daarin genoemde spreekaantekeningen;
- de op 10 juli 2020 zijdens Fighetti ingekomen reactie op het proces-verbaal.
2..De feiten
Uitgangspunten all-in-fulfilment
SERVICE LEVEL & VOORWAARDEN
3..Het geschil in de hoofdzaak
4..Het geschil in het incident
5..De beoordeling in de hoofdzaak
Verzekering – U dient zelf voor een adequate diefstal- en opstalverzekering te zorgen”. Deze zin maakt het voldoende duidelijk dat een voorwaarde van de overeenkomst is dat Fighetti voor verzekering van haar goederen moet zorgen, een brandverzekering daaronder begrepen. Dat Fighetti dit ook zo begrepen heeft, leidt de rechtbank af uit de mail die Fighetti in reactie op de SLA heeft gestuurd op diezelfde dag. In deze mail vraagt Fighetti - naar de rechtbank begrijpt ter bevestiging van haar lezing van de SLA - “
Moet ik mijn producten apart verzekeren tegen schade, diefstal en brand? Wat voor verzekering raad jij aan?”. Montapacking schrijft vervolgens dat dit is iets wat buiten hen omgaat en verwijst Fighetti naar verzekeraar Univé.
Obliegenheithem in het kader van de schadebegroting kan worden tegengeworpen. Zoals in r.o. 5.11 is vastgesteld, waren partijen overeengekomen dat Fighetti haar goederen diende te verzekeren tegen brand. Vast staat dat Fighetti dat niet heeft gedaan. Daarnaast staat, als onvoldoende door Fighetti bestreden, vast dat een dergelijke verzekering de inkoopkosten van de zwembroeken aan Fighetti zou hebben vergoed als gevolg van de brand. Daardoor zou de schade van Fighetti in ieder geval minder zijn geweest dan thans gevorderd. Nu Fighetti ervoor heeft gekozen om – in strijd met de gemaakte afspraken – geen verzekering af te sluiten voor haar zwembroeken, is de rechtbank van oordeel dat het niet beperken van de schade terzake de inkoopkosten redelijkerwijs voor rekening moet komen van Fighetti. Dat de verzekeraar middels subrogatie mogelijk verhaal zou hebben kunnen halen op Montapacking voor de verzekerde schade, maakt dit niet anders. Deze mogelijke vordering van de verzekeraar op Montapacking staat buiten de relatie tussen Fighetti en Montapacking die voor deze zaak van belang is. Montapacking heeft daarnaast ter comparitie aangevoerd dat er meerdere van haar klanten gedupeerd waren door de brand, van wie een deel was verzekerd. Volgens Montapacking heeft nog geen enkele verzekeraar bij Montapacking aangeklopt. Subrogatie zou dus wellicht kunnen, maar is in deze zaak niet aan de orde, aldus Montapacking. Fighetti heeft niet betwist dat het onzeker is of subrogatie ook daadwerkelijk zou hebben plaatsgevonden en de rechtbank gaat daar ook vanuit. Ook om die reden kan het beroep van Fighetti op subrogatie haar niet baten. Dit betekent dat het beroep van Montapacking op artikel 6:101 BW slaagt, in die zin dat de gevorderde inkoopwaarde van € 57.882,- niet voor vergoeding in aanmerking komt.
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)