ECLI:NL:RBROT:2020:6576

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
599241 / HA RK 20-622
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 16 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door Novium Rechtsbijstand, tegen mr. A.J.L.M. van der Wildt, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een civielrechtelijke procedure waarin Stedin Netbeheer N.V. als eiseres optrad tegen de verzoeker. De verzoeker had op 26 juni 2020 om wraking verzocht, omdat hij vond dat de rechter onvoldoende rekening had gehouden met zijn belangen bij een verzoek om uitstel van de zitting. De rechter had op 18 juni 2020 een akte van niet dienen verleend en de zaak voor vonnis gezet, zonder het verzoek om uitstel te honoreren. De verzoeker stelde dat de afwijzing van het uitstel onbegrijpelijk was en dat dit duidde op vooringenomenheid van de rechter.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van zodanige onbegrijpelijke beslissingen dat deze konden wijzen op vooringenomenheid. De rechter had gehandeld volgens het rolreglement en er was geen objectieve basis voor de vrees van de verzoeker dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat wraking geen verkapt rechtsmiddel is en dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking dan ook ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 599241 / HA RK 20-622
Beslissing van 16 juli 2020
op het verzoek van
[naam verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde
Novium Rechtsbijstand,
strekkende tot wraking van:
mr. A.J.L.M. van der Wildt, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij deze rechtbank is aanhangig de civielrechtelijke vordering van Stedin Netbeheer N.V. als eiseres tegen verzoeker als gedaagde.
Die procedure draagt als kenmerk 8510026 CV EXPL 20-14199.
Bij faxbericht van 26 juni 2020 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer de nadere schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek van 8 juli 2020 bevindt.
Verzoeker en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren op het wrakingsverzoek. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 6 juli 2020. Op de nadere schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek heeft de rechter nog gereageerd bij e-mail van 9 juli 2020.
Ter zitting van 9 juli 2020 is het wrakingsverzoek behandeld. Verzoeker heeft daar zijn verzoek mondeling toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Op 18 juni 2020 had verzoeker de mogelijkheid om (schriftelijk) te reageren op de dagvaarding. De brief waarin verzoeker in de gelegenheid werd gesteld om op die datum te reageren, is mogelijk niet verzonden; deze heeft verzoeker in ieder geval niet bereikt. Verzoeker heeft op 19 juni 2020 om uitstel verzocht, omdat hij geen brief had ontvangen waarin hij in de gelegenheid werd gesteld om schriftelijk te reageren op de dagvaarding. Het verzoek om uitstel is zonder enige onderbouwing althans motivering afgewezen door de rechter. Zonder nadere motivering is het afwijzen van het verzoek om uitstel onbegrijpelijk. Dringende redenen om geen uitstel te verlenen zijn er niet en bovendien dient een eventuele fout van de rechtbank Rotterdam althans PostNL niet voor rekening van verzoeker te komen.
De rechter heeft onvoldoende de belangen afgewogen. Het betreft een civiele
dagvaardingsprocedure die recentelijk aanhangig is gemaakt en waarbij slechts één keer
eerder om uitstel is verzocht. Het wettelijk uitgangspunt van hoor en wederhoor dient zwaarder te wegen dan het eventuele verzuim. Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor de rechter om op de beslissing terug te komen. Een belangenafweging had tot het verlenen van uitstel moeten leiden. Immers, de vordering gaat niet uit boven de appelgrens van €1.750,-. Verzoeker heeft dus geen mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. Verzet is ook geen optie omdat het een vonnis op tegenspraak zal zijn. Bij lezing van de brief van 22 juni 2020 (ontvangen op 24 juni 2020) waarin het verzoek om uitstel wordt afgewezen, is bij verzoeker de vrees ontstaan dat de rechter jegens hem vooringenomenheid koesterde in die zin, dat de rechter voorrang wenste te geven aan het snel kunnen uitspreken van het vonnis, boven het belang van verzoeker (gedaagde) bij toepassing van hoor- en wederhoor. Naar objectieve maatstaven gemeten was die vrees op dat moment gerechtvaardigd. Net als in de uitspraak van de wrakingskamer van deze rechtbank van 9 februari 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:1830), waarin het ook ging om een geweigerd uitstel, is er daarom grond voor toewijzing van het wrakingsverzoek.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Novium rechtsbijstand heeft zich bij brief van 17 mei 2020 gesteld. Bij rolbericht van
19 mei 2020 is aan Novium aanhouding verleend voor antwoord tot de rolzitting van 18 juni 2020. Op die dag was geen bericht van Novium ontvangen (geen conclusie van antwoord en geen verzoek tot uitstel). De rechter heeft daarom ter rolle een akte van niet dienen verleend en de zaak voor vonnis gezet. Hiervan is de gemachtigde op 18 juni 2020 per brief op de hoogte gesteld. De rechter heeft Novium laten berichten, naar aanleiding van het faxbericht, waarin zij zich opnieuw als gemachtigde stelde en dat op 19 juni 2020 is ontvangen, dat er niet alsnog een conclusie van antwoord kan worden genomen, nu niet tijdig om uitstel is verzocht. Indien Novium na haar stelbrief van 17 mei 2020 niets van de rechtbank heeft vernomen, dan had het op haar weg gelegen om daarop tijdig actie te ondernemen. Dit heeft Novium niet gedaan. Er is geen sprake van een schijn van vooringenomenheid. De rechterlijke beslissing van 18 juni 2020 is genomen met toepassing van het rolreglement. Het beginsel van hoor en wederhoor is niet geschonden. Van enige fout van de griffie is niet gebleken. Het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) overweegt de wrakingskamer dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in civiele zaken meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt daarom ook geen oordeel toe over de juistheid van een (tussen)beslissing, noch over een verzuim te beslissen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich evenzeer ertegen dat de motivering van een beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering, of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van een (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kan worden verstaan, dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.3
Toegepast in deze zaak leidt dat tot het volgende. Uit de stukken blijkt dat Novium zich per e-mailbericht van 17 mei 2020 heeft gesteld als gemachtigde van verzoeker. Er bevindt zich verder bij de stukken een brief van 19 mei 2020 van de griffier aan Novium waarbij wordt meegedeeld dat uitstel is verleend tot de rolzitting van 18 juni 2020. Omdat er op 18 juni 2020 nog geen bericht was ontvangen van verzoeker, wat de oorzaak hiervan ook is, heeft de rechter bij deze stand van zaken op 18 juni 2020 met toepassing van het rolreglement de processuele beslissing kunnen nemen om akte van niet dienen te verlenen en de zaak voor vonnis te zetten.
Met inachtneming van het onder 3.2 weergegeven kader beoordeelt de wrakingskamer niet of die beslissing juist is, hetgeen evenzeer geldt voor de beslissing van de rechter om niet terug te komen op zijn beslissing akte van niet-dienen te verlenen en de zaak voor vonnis te zetten, maar slechts of deze beslissingen zodanig onbegrijpelijk zijn, dat ze wel ingegeven moeten zijn door vooringenomenheid. Naar het oordeel van de wrakingskamer is hiervan in het licht van de hiervoor geschetste gang van zaken geen sprake. De uitspraak van de wrakingskamer van deze rechtbank waarnaar verzoeker heeft verwezen betreft een ander feitencomplex en leidt in deze zaak niet tot een andere conclusie.
3.4
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. A.J.L.M. van der Wildt.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. M. de Geus en
mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2020 in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-