In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 februari 2018 een wrakingsverzoek toegewezen van een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Arkesteijn, tegen rechter-commissaris mr. C.H. van Breevoort-de Bruin. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van de afwijzing van een verzoek tot uitstel van getuigenverhoren vanwege ziekte van de advocaat. De advocaat had op 26 januari 2018, de dag van de geplande verhoren, per e-mail verzocht om uitstel, maar de rechter-commissaris besloot de verhoren door te laten gaan omdat de eerste getuige al aanwezig was. Dit leidde tot de vrees bij de verzoeker dat de rechter-commissaris vooringenomen was, omdat het belang van de verdediging niet voldoende was meegewogen. De rechtbank oordeelde dat deze vrees objectief gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden van het geval. De wrakingskamer benadrukte het belang van de aanwezigheid van de verdediging bij getuigenverhoren en concludeerde dat de beslissing van de rechter-commissaris niet in lijn was met de rechten van de verdediging. De wraking werd gegrond verklaard, en het verzoek werd toegewezen.