In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 24 juli 2020, hebben de Passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen TUI Airlines Nederland B.V. De zaak betreft een luchtvaartincident waarbij de Passagiers compensatie vorderen. AirHelp Limited, een organisatie die passagiers helpt bij het verkrijgen van compensatie, heeft een verzoek tot tussenkomst ingediend, voorwaardelijk voor het geval de Passagiers niet-ontvankelijk zouden worden verklaard in hun vordering tegen de Vervoerder. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Vervoerder niet heeft gereageerd op het verzoek van AirHelp en heeft de zaak in staat van wijzen gebracht.
De kantonrechter heeft het verzoek van AirHelp tot tussenkomst afgewezen, omdat het verzoek niet gericht was op het instellen van een eigen vordering, maar slechts voorwaardelijk was gedaan. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de Passagiers hun vordering op de Vervoerder aan AirHelp hebben gecedeerd en dat zij met AirHelp een overeenkomst van lastgeving zijn aangegaan. De kantonrechter heeft echter twijfels geuit over de rechtsgeldigheid van deze cessie en lastgeving, aangezien de Passagiers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat zij nog vorderingsgerechtigd zijn.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de Passagiers afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van de Vervoerder zijn vastgesteld op € 300,- aan salaris voor de gemachtigde, met een mogelijkheid tot nasalaris indien de Passagiers niet binnen veertien dagen aan het vonnis voldoen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.