ECLI:NL:RBROT:2020:6471

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
8085193 CV EXPL 19-43421
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot tussenkomst in luchtvaartzaak met AirHelp en Transavia Airlines C.V.

Op 24 juli 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst in een luchtvaartzaak. De zaak betreft een vordering van passagiers tegen de commanditaire vennootschap Transavia Airlines C.V. De eisers, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, hebben op 15 augustus 2019 een dagvaarding uitgebracht. AirHelp, een organisatie die passagiers helpt bij het indienen van claims, heeft verzocht om tussenkomst in de procedure, voor het geval de passagiers niet-ontvankelijk zouden worden verklaard in hun vordering tegen de vervoerder. AirHelp stelt dat zij voldoende belang heeft bij de tussenkomst, gezien de korte verjaringstermijn van twee jaar en de mogelijkheid van tegenstrijdige uitspraken.

De vervoerder, Transavia, heeft zich verzet tegen het verzoek van AirHelp. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek van AirHelp niet voldoet aan de vereisten voor tussenkomst, omdat het verzoek slechts voorwaardelijk is gedaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de figuur van tussenkomst niet geschikt is voor een dergelijk verzoek en heeft het verzoek van AirHelp afgewezen. Tevens is AirHelp veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor de Vervoerder om een conclusie van dupliek te nemen, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen over hun belangen en de voorwaarden waaronder zij willen tussenkomen in een procedure. De kantonrechter heeft de kosten van de procedure vastgesteld en de uitvoerbaarheid van de proceskostenveroordeling verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Uitspraak: 24 juli 2020
vonnis in het incident van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak met nummer 8085193 CV EXPL 19-43421 van
[eiser 1],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser bij exploot van dagvaarding van 15 augustus 2019,
gemachtigde: mr. D.E. Lof te Nieuw-Vennep,
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Reevers te Rotterdam,
die gevoegd werd met de zaak met nummer 8085262 CV EXPL 19-43425 van

1..[eiser 2] , en

2.
[eiser 3],
beiden wonende te [woonplaats eisers 2 en 3] ,
eisers bij exploot van dagvaarding van 15 augustus 2019,
gemachtigde: mr. D.E. Lof te Nieuw-Vennep,
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Reevers te Rotterdam,
en met de zaak met nummer 8085279 CV EXPL 19-43426 van

1..[eiser 4] , en

2.
[eiser 5],
beiden wonende te [woonplaats eisers 4 en 5] ,
eisers bij exploot van dagvaarding van 15 augustus 2019,
gemachtigde: mr. D.E. Lof te Nieuw-Vennep,
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Reevers te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid met ‘de Passagiers’ respectievelijk ‘de Vervoerder’.

1..Het verloop van de procedures

1.1
Het procesverloop blijkt, in alle drie de procedures, uit de volgende processtukken:
  • het vonnis in het incident van 7 februari 2020 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • het ter rolzitting van 30 april 2020 door mr. D.E. Lof voornoemd namens AirHelp Limited (hierna: ‘AirHelp’), gevestigd te Hong Kong, opgeworpen (voorwaardelijk) incident tot tussenkomst;
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2
De datum van deze uitspraak is door de kantonrechter op heden bepaald.

2..Het incidentele verzoek van AirHelp

2.1
AirHelp heeft in alle drie de (hoofd)zaken verzocht voorwaardelijk, namelijk voor het geval de Passagier(s) niet-ontvankelijk worden (wordt) verklaard in hun (zijn) vordering tegen de Vervoerder, alsnog zelf haar vordering tot compensatie tegen de Vervoerder te mogen instellen.
2.2
Ter toelichting daarop heeft AirHelp aangevoerd dat zij voldoende belang heeft om te mogen tussenkomen. De maatstaf daarvoor is immers dat de tussenkomende partij voldoende belang heeft om zich met een vordering te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van een uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Mede gelet op de korte verjaringstermijn van twee jaar (artikel 8:1835 BW) en ter voorkoming van een tegenstrijdige uitspraak indien zij de vordering in een afzonderlijke procedure zou moeten instellen, heeft AirHelp een gerechtvaardigd belang bij tussenkomst in de beide hoofdzaken.
2.3
De Vervoerder heeft zich gemotiveerd verzet tegen het verzoek. Op hetgeen zij naar voren heeft gebracht, wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, teruggekomen.

3..De beoordeling

in het incident
3.1
Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 217 Rv eenieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen daarin te mogen tussenkomen, dat wil zeggen dat een derde dan een eigen vordering instelt die zich richt tegen beide (alle) partijen in de hoofdzaak. Daarbij geldt naar vaste jurisprudentie als uitgangspunt dat een partij kan vorderen te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wil instellen en daarmee voldoende belang heeft zich te mengen in de hoofdzaak in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden (ECLI:NL:HR:2014:768).
3.2
Uit het door mr. D.E. Lof gedaan verzoek tot tussenkomst blijkt dat hij dit verzoek in zijn hoedanigheid van advocaat-gemachtigde van AirHelp heeft gedaan. De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat de advocaat-gemachtigde van de Passagiers, die zich met betrekking tot dit incident tevens als de advocaat-gemachtigde van AirHelp heeft gepresenteerd, de conclusie van repliek namens de Passagiers en het verzoek tot tussenkomst namens AirHelp met een en dezelfde begeleidende brief aan de kantonrechter heeft doen toekomen, geen aanleiding om aan te nemen dat dit verzoek van de Passagiers afkomstig is dan wel geacht moet worden van hen afkomstig te zijn.
3.3
Evenwel wordt het incidentele verzoek afgewezen. Het verzoek strekt er, blijkens de daarbij gegeven toelichting, immers niet toe een eigen vordering in te stellen die zich richt tegen de Passagier(s) en de Vervoerder in alle drie de hoofdzaken maar is slechts voorwaardelijk gedaan, namelijk voor het geval de Passagier(s) in de hoofdzaken niet-ontvankelijk worden (wordt) verklaard, om zo (het alsdan moeten voeren van) een afzonderlijke procedure te voorkomen. Voor een dergelijk voorwaardelijk verzoek is de figuur van tussenkomst naar het oordeel van de kantonrechter geschikt noch bedoeld. Het verzoek van AirHelp wordt dan ook geweigerd.
3.4
Op de voet van artikel 237 Rv wordt AirHelp verwezen in de kosten van het incident. De ter zake door de Vervoerder apart gevorderde nakosten worden eveneens toegewezen, als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
in de hoofdzaken
3.5
De Vervoerder heeft nog geen gelegenheid gehad een conclusie van dupliek te nemen. Voor dat doel zal de zaak worden verwezen naar de hierna genoemde rolzitting.
3.6
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
- weigert het door AirHelp gedaan verzoek tot tussenkomst;
- veroordeelt AirHelp in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Vervoerder vastgesteld op € 120,- aan gemachtigdensalaris, en indien AirHelp niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan deze veroordeling heeft voldaan, begroot op € 60,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
- verklaart dit vonnis voor wat betreft deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaken
- verwijst de zaken naar de rolzitting van
donderdag 20 augustus 2020 te 14.30 uuropdat de Vervoerder dan een conclusie van dupliek kan nemen;
- bepaalt dat de door de Vervoerder te nemen conclusies
uiterlijk de dag vóór de rolzitting om 12 uur(in tweevoud) ter griffie ontvangen moeten zijn;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654