Op 24 juli 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst in een luchtvaartzaak. De zaak betreft een vordering van passagiers tegen de commanditaire vennootschap Transavia Airlines C.V. De eisers, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, hebben op 15 augustus 2019 een dagvaarding uitgebracht. AirHelp, een organisatie die passagiers helpt bij het indienen van claims, heeft verzocht om tussenkomst in de procedure, voor het geval de passagiers niet-ontvankelijk zouden worden verklaard in hun vordering tegen de vervoerder. AirHelp stelt dat zij voldoende belang heeft bij de tussenkomst, gezien de korte verjaringstermijn van twee jaar en de mogelijkheid van tegenstrijdige uitspraken.
De vervoerder, Transavia, heeft zich verzet tegen het verzoek van AirHelp. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek van AirHelp niet voldoet aan de vereisten voor tussenkomst, omdat het verzoek slechts voorwaardelijk is gedaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de figuur van tussenkomst niet geschikt is voor een dergelijk verzoek en heeft het verzoek van AirHelp afgewezen. Tevens is AirHelp veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor de Vervoerder om een conclusie van dupliek te nemen, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen over hun belangen en de voorwaarden waaronder zij willen tussenkomen in een procedure. De kantonrechter heeft de kosten van de procedure vastgesteld en de uitvoerbaarheid van de proceskostenveroordeling verklaard.