In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een exploitant van een tankstation, en verweerder, die een boete van € 2.100,- heeft opgelegd wegens het ontbreken van geldige certificaten voor speeltoestellen op het terrein van eiseres. De inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 12 september 2018 leidde tot een rapport dat de basis vormde voor de boete. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat verweerder niet bevoegd was om de boete op te leggen, maar de rechtbank oordeelde dat de besluiten bevoegd waren genomen. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur geen cautie hoefde te verlenen aan de bestuurder van eiseres, omdat de situatie niet als verhoor met het oog op een sanctie kon worden gekwalificeerd. Eiseres voerde ook aan dat de boete een handelsbelemmering vormde in strijd met de Dienstenrichtlijn, maar de rechtbank oordeelde dat de regelgeving correct was omgezet en dat de eisen gerechtvaardigd waren. De rechtbank verwierp alle beroepsgronden van eiseres en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij de opgelegde boete passend werd geacht.