ECLI:NL:RBROT:2020:564
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en griffierecht in nareisprocedure
In de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht heeft de rechtbank Rotterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand en het griffierecht, die zij moest betalen in verband met een beroepsprocedure tegen de IND. Deze procedure betreft een nareisprocedure voor haar minderjarige zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar zoon wettelijk vertegenwoordigt en dat de toevoeging op haar naam is gesteld. Eiseres is zelf procespartij in de beroepsprocedure tegen de IND, terwijl haar zoon deze procedure als minderjarige niet zelf kan voeren. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd, geen noodzakelijke kosten van bestaan zijn. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 35 van de Participatiewet (PW). In de tussenuitspraak van 7 januari 2020 had de rechtbank al overwogen dat het besluit van 8 juli 2019 in strijd was met de wet en verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen. Verweerder heeft echter geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.050,-. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.