ECLI:NL:RBROT:2020:564

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4085
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en griffierecht in nareisprocedure

In de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht heeft de rechtbank Rotterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand en het griffierecht, die zij moest betalen in verband met een beroepsprocedure tegen de IND. Deze procedure betreft een nareisprocedure voor haar minderjarige zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar zoon wettelijk vertegenwoordigt en dat de toevoeging op haar naam is gesteld. Eiseres is zelf procespartij in de beroepsprocedure tegen de IND, terwijl haar zoon deze procedure als minderjarige niet zelf kan voeren. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd, geen noodzakelijke kosten van bestaan zijn. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 35 van de Participatiewet (PW). In de tussenuitspraak van 7 januari 2020 had de rechtbank al overwogen dat het besluit van 8 juli 2019 in strijd was met de wet en verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen. Verweerder heeft echter geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.050,-. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/4085

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. J. Nieuwstraten,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht, verweerder,
gemachtigde: mr. J.V. Dieckmann.

Procesverloop

Voor een weergave van het procesverloop tot aan de tussenuitspraak van 7 januari 2020 verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het besluit van 8 juli 2019 (het bestreden besluit) in strijd is met artikel 35 van de Participatiewet (PW) en heeft zij verweerder in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen.
Bij brief van 20 januari 2020 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat hij geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen.
Hierbij sluit de rechtbank het onderzoek.

Overwegingen

1. Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt zij het bestreden besluit. Verweerder moet opnieuw beslissen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van wat in de tussenuitspraak en deze uitspraak is overwogen. De rechtbank stelt verweerder daarvoor een termijn van zes weken.
2. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen het besluit van 5 maart 2019 met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. H. de Vries, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 28 januari 2020.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak van 7 januari 2020 kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.