Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 juni 2020 in de zaken tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- de beroepen ROT 20/2517, ROT 20/2518 en ROT 20/2519 niet-ontvankelijk:
- het beroep ROT 20/1593 ongegrond.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting CRH-pensioenfonds (CRH) en het Bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen (Bpf HiBiN). CRH heeft beroep ingesteld tegen besluiten van Bpf HiBiN waarbij vrijstellingen van verplichte deelneming in het pensioenfonds zijn ingetrokken voor verschillende ondernemingen. CRH stelt dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat de intrekking van de vrijstellingen directe financiële gevolgen voor haar heeft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat CRH geen rechtstreeks belang heeft bij de besluiten, maar slechts een afgeleid belang dat voortvloeit uit haar contractuele relatie met de betrokken ondernemingen. De rechtbank heeft de bezwaren van CRH niet-ontvankelijk verklaard en het beroep ongegrond verklaard. Dit oordeel is gebaseerd op de criteria voor het belanghebbendebegrip zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geconcludeerd dat CRH niet voldoet aan de vereisten om als belanghebbende te worden aangemerkt, omdat haar belangen niet rechtstreeks bij de besluiten zijn betrokken. De rechtbank heeft ook het verzoek van CRH om als derde-belanghebbende aan de procedures van de andere ondernemingen deel te nemen afgewezen, omdat CRH geen belanghebbende is in de zin van de Awb. De uitspraak benadrukt het belang van het belanghebbendebegrip in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor een directe betrokkenheid bij de besluiten.