ECLI:NL:RBROT:2020:4019
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onvoldoende bewijs van verblijfplaats
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam als verweerder. De aanvraag van eiser werd op 21 juni 2019 afgewezen omdat hij niet kon aantonen dat hij zijn verblijf in Rotterdam had. Eiser had zich op 19 maart 2019 als dakloze gemeld en had wisselend verklaard over zijn verblijfplaatsen in de periode van 19 maart tot 6 mei 2019. Verweerder concludeerde dat eiser niet voldeed aan de wettelijke verplichting om controleerbare gegevens over zijn verblijfplaats te verstrekken, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag en de terugvordering van een eerder verstrekt voorschot van € 890,69.
Eiser betwistte de afwijzing en voerde aan dat hij voldoende bewijs had geleverd van zijn verblijf in Rotterdam. De rechtbank oordeelde echter dat eiser zijn feitelijke verblijfplaats niet aannemelijk had gemaakt en dat verweerder terecht de aanvraag had afgewezen. De rechtbank benadrukte dat controleerbare gegevens essentieel zijn voor het vaststellen van recht op bijstand, ook voor dak- en thuislozen. Eiser had niet voldaan aan zijn inlichtingenverplichting, wat leidde tot de conclusie dat zijn recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd niet in het openbaar gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.