Uitspraak
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 5 augustus 2019, met de daarbij overgelegde producties;
- de brief van [gedaagde] d.d. 27 augustus 2019, waarin een beroep wordt gedaan op de nietigheid van de dagvaarding;
- de akte van uitlating zijdens [eiser] ;
- het tussenvonnis van 25 oktober 2019 waarbij de vordering tot nietigverklaring van de dagvaarding is afgewezen;
- de conclusie van antwoord, met de daarbij overgelegde producties;
- het tussenvonnis van 2 december 2019, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de akte van uitlating zijdens [eiser] , waarbij verdere producties in het geding zijn gebracht;
- de brief van [gedaagde] d.d. 10 januari 2020, waarbij eveneens verdere producties in het geding zijn gebracht;
- de brief zijdens [eiser] d.d. 13 januari 2020, waarbij verdere producties zijn overgelegd;
- de brief zijdens [gedaagde] d.d. 14 januari 2020, waarbij productie 23 is overgelegd;
- de spreekaantekeningen waarvan de gemachtigde van [gedaagde] zich bediend heeft tijdens de op 15 januari 2020 gehouden comparitie van partijen;
- de aantekeningen van de griffier van het verhandelde ter zitting van 15 januari 2020;
- de akte van uitlating zijdens [eiser] , met de daarbij overgelegde producties;
- de akte uitlating producties aan de zijde van [gedaagde] ;
- de brieven van de griffier d.d. 10 april 2020, waarin beide partijen zijn geïnformeerd over het feit dat de kantonrechter geen acht zal slaan op hetgeen zijdens [eiser] nog is gesteld in de akte van uitlating die door hem is ingestuurd bij brief van 1 april 2020.
2..De vaststaande feiten
1 maart 2019 is de heer [naam persoon 3] de bedrijfsleider. Verkoopleider is de heer [naam persoon 4] .
op aan dat hij in 20 jaar een verworven recht heeft opgebouwd en dat hij dit wel mag. Hij stelde dat dit van de vorige eigenaar mocht en dat dit recht is overgenomen door de nieuwe eigenaar. Hij vertelde dat hij hier dan ook mee door zal blijven gaan zolang hij dit niet op papier heeft gehad. Als hij het op papier heeft zal hij dit nalezen maar in de tussentijd zal hij hier niet mee stoppen”.
ben bij [naam bedrijf 2] is mij opgevallen dat we erg veel vrijheid genieten. We hebben apparaten/producten (verder aangeduid als producten) in bruikleen of rekenen later af. Dit voor onszelf en/of vrienden en familie. Daarnaast hebben wij een constante stroom aan defecte c.q. afgedankte producten van klanten waar we zelf nog wel wat mee kunnen. Om misverstanden en onduidelijkheden omtrent deze producten te voorkomen en om geen scheve gezichten te krijgen wil ik bij deze met je afspreken dat - voordat je deze producten mee naar huis neemt of afgeeft aan een derde (bijvoorbeeld familie) - je nadrukkelijk eerst om toestemming vraagt bij ondergetekende, [naam persoon 4] of [naam persoon 2] . Zo voorkomen we discussies.
3..De vordering
sprake van een verworven recht om de afgedankte apparatuur bij de klanten van [gedaagde] waar nieuwe apparatuur wordt afgeleverd mee te nemen, te proberen die apparatuur te repareren en de spullen vervolgens weer te verkopen. [eiser] verwijst in dat verband naar het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2018 (ECLI:NL:HR:2018:976 inzake
FNV/Pontmeijer), waarbij [eiser] gesteld heeft dat het in casu gaat om een duidelijke gedragslijn van de werkgever over een lange periode, waaraan de werknemer rechten kan ontlenen. [eiser] bestrijdt dat het meenemen van de retourgoederen in strijd is met de geldende wet- en regelgeving. Bovendien stelt [eiser] dat er geen sprake van is dat zijn handelwijze in strijd is met het bedrijfsbelang van [gedaagde] . [eiser] verhandelt immers uitsluitend tweedehandsapparatuur, terwijl [gedaagde] uitsluitend nieuwe apparatuur in de handel brengt.
4..Het verweer
5..De beoordeling
FNV/Pontmeyerheeft ontwikkeld, dient beoordeeld te worden in hoeverre in casu sprake is van een verworven recht c.q. aanvullende arbeidsvoorwaarde. Volgens de Hoge Raad kan niet in algemene zin gezegd worden wanneer sprake is van een verworven recht c.q. aanvullende arbeidsvoorwaarde. Volgens de Hoge Raad komt het bij de beantwoording van die vraag aan op de zin die partijen aan elkaars gedragingen (en in verband daarmee staande verklaringen) hebben toegekend en in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen. De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat daarbij betekenis toekomt aan de gezichtspunten als (1) de inhoud van de gedragslijn (2) de aard van de overeenkomst en de positie die de werkgever en werknemer jegens elkaar innemen (3) de lengte van de periode gedurende welke de werkgever de betreffende gedragslijn heeft gevolgd (4) hetgeen de werkgever en werknemer in verband met deze gedragslijn jegens elkaar hebben verklaard of juist niet hebben verklaard (5) de aard van de voor- en nadelen die voor de werkgever en de werknemer uit de gedragslijn voortvloeien en (6) de aard en omvang van de kring van werknemers jegens wie de gedragslijn is gevolgd.
6..De beslissing
€ 2.750,- bruto ter zake van financiële compensatie voor het verlies van zijn aanvullende arbeidsvoorwaarde;