In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een faillissementsverklaring. De verzoekster, STAALHOEVE A&M B.V., had verzet aangetekend tegen de uitspraak van 10 maart 2020, waarbij zij in staat van faillissement was verklaard op verzoek van LEGAL B.V. De rechtbank ontving het verzetschrift op 23 maart 2020, maar dit was ingediend bij de verkeerde rechtbank. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het verzetschrift doorgestuurd naar de rechtbank Rotterdam, waardoor de ontvankelijkheid van het verzoek werd erkend. De rechtbank heeft partijen telefonisch gehoord in het kader van de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken vanwege de coronacrisis.
De verzoekster stelde dat er geen sprake was van een redelijk belang voor de faillissementsaanvraag, omdat er geen baten te verwachten waren. De verweerster, LEGAL B.V., betwistte dit en voerde aan dat er nog vorderingen uit bestuurdersaansprakelijkheid konden zijn. De rechtbank oordeelde dat de verzetprocedure met spoed moest worden behandeld, gezien de langdurige onzekerheid die een faillissement met zich meebrengt. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, omdat verzoekster onvoldoende had aangetoond dat zij niet in de toestand verkeerde van te hebben opgehouden te betalen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van pluraliteit van schuldeisers en dat de vordering van de verweerster voldoende onderbouwd was.
De rechtbank heeft beslist dat ieder der partijen haar eigen kosten van de verzetprocedure draagt en heeft het anders of meer verzochte afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter J.C.A.T. Frima, met griffier J.C.M. Mol, en staat open voor hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.