ECLI:NL:RBROT:2020:3201

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2165
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op grond van plichtsverzuim en beoordeling van schorsing bij Universitair Medisch Centrum Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als research analist bij het Universitair Medisch Centrum Rotterdam, en de Raad van Bestuur van het Erasmus MC. De eiser was op non-actief gesteld en later ontslagen wegens zeer ernstig plichtsverzuim. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop uitvoerig besproken, waarbij de eiser zich schuldig had gemaakt aan verschillende gedragingen, waaronder het stiekem inloggen op de computer van zijn leidinggevende en het wegnemen van een externe harde schijf. De rechtbank oordeelde dat de belangrijkste gedraging, die het ontslag zou rechtvaardigen, niet kon worden vastgesteld. De rechtbank vernietigde het ontslagbesluit voor zover het strafontslag betreft, maar handhaafde het ontslag op andere gronden wegens een verstoorde arbeidsrelatie. De rechtbank concludeerde dat de vertrouwensbreuk tussen eiser en zijn leidinggevende zo ernstig was dat voortzetting van de arbeidsrelatie niet meer mogelijk was. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiser recht heeft op vergoeding van proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 19/2165 en ROT 18/6232

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 april 2020 in de zaken tussen

[naam], te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. J.W.C. van Kleef,
en

de Raad van Bestuur van het Universitair Medisch Centrum Rotterdam,

Erasmus MC, verweerder,
gemachtigde: mr. G.D. Aiken.

Procesverloop

Bij besluit van 7 september 2017 heeft verweerder eiser op non-actief gesteld. Bij besluiten van 21 november 2017, 16 januari 2018, 27 maart 2018 en 26 juni 2018 heeft verweerder de non-actiefstelling verlengd (de schorsingsbesluiten).
Bij besluit van 17 april 2018 heeft verweerder het verzoek van eiser om toegang te krijgen tot “Mijn Erasmus MC” en kopieën van privébestanden op zijn werkcomputer te verstrekken afgewezen (besluit afwijzing documenten).
Bij besluit van 10 september 2018 (het ontslagbesluit) heeft verweerder eiser primair met ingang van 11 september 2018 wegens zeer ernstig plichtsverzuim de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag (strafontslag) opgelegd en subsidiair ontslag op andere gronden verleend (ontslag op andere gronden).
Bij besluit van 22 maart 2019 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het ontslagbesluit ongegrond verklaard.
Bij besluit van 2 november 2018 (het bestreden besluit II) heeft verweerder – voor zover hier relevant – het bezwaar tegen de schorsingsbesluiten ongegrond verklaard en het bezwaar tegen het besluit afwijzing documenten niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. B. van Polanen, kantoorgenoot van zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde (Aiken), vergezeld door [naam 2] ([het afdelingshoofd]) en [naam 3] ([eisers leidinggevende]).

Overwegingen

Feiten
1.1
Eiser was sinds 1 mei 2014 werkzaam als research analist A op het laboratorium voor Experimentele Anesthesiologie van de afdeling Anesthesiologie. Met ingang van 1 augustus 2014 had hij een dienstverband voor onbepaalde tijd. Sinds 1 augustus 2015 was eiser research analist B.
1.2
In 2015 heeft het hoofd van het laboratorium en direct leidinggevende van eiser, [eisers leidinggevende], met eiser afspraken gemaakt over de mogelijkheid van een promotietraject en is eiser een onderzoeksproject begonnen waarover hij een aantal publicaties moest verzorgen. Het onderzoek richtte zich op zuurstofadaptie van levercellen. Als onderdeel van dit project voerde eiser een aantal zogenoemde “Oroboros” experimenten uit. De feitelijk manager van het laboratorium en feitelijk leidinggevende van eiser, [naam 4] ([eisers begeleider]), was aangewezen als eisers begeleider bij dit onderzoeksproject. Bij een positieve uitkomst van het onderzoeksproject zou eiser worden voorgedragen voor een promotietraject en zou [eisers begeleider] copromotor worden.
1.3
Naar aanleiding van een aantal incidenten is verweerder een onderzoek gestart.
Om rust te creëren op de werkvloer en een ongestoord onderzoek naar de situatie te kunnen uitvoeren heeft verweerder het schorsingsbesluit en de verlengingsbesluiten genomen. Tijdens de schorsing is de bezoldiging van eiser niet ingehouden.
1.4
Het onderzoek heeft onder meer geresulteerd in de volgende documenten:
- verslag van verklaring van eiser op 31 augustus 2017;
- verslagen van verklaringen van [eisers leidinggevende], [eisers begeleider] en [eisers collega] op 13 en 14 februari 2018;
- memo van 15 februari 2018 met 9 bijlagen betreffende IT-onderzoek door het Computer Emergency Response Team (CERT) van het Erasmus MC;
- rapportage van 20 februari 2018 met 8 bijlagen betreffende forensisch IT-onderzoek van het externe recherchebureau Riscon (rapport Riscon);
- rapportage van 20 februari 2018 met 12 bijlagen betreffende onderzoek naar de betrouwbaarheid van de resultaten van de door eiser uitgevoerde Oroboros experimenten door [eisers leidinggevende] (rapport [eisers leidinggevende]);
- aanvullende rapportage van 6 september 2018 door Riscon (aanvullend rapport Riscon).
1.5
Op 3 juli 2018 heeft verweerder het voornemen geuit tot het opleggen van het strafontslag (primair) en ontslag op andere gronden (subsidiair) aan eiser. Op 31 juli 2018 heeft eiser zijn zienswijze schriftelijk kenbaar gemaakt. Vervolgens is het ontslagbesluit genomen. Bij het bestreden besluit I heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwarenadviescommissie van het Erasmus MC van 19 maart 2019, het ontslagbesluit gehandhaafd.
Beoordeling besluit afwijzing documenten
2. In beroep heeft eiser geen gronden aangevoerd tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen het besluit van 17 april 2018. Het enkele verzoek van eiser ter zitting om de inhoud van het bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen zonder daarbij aan te geven in welk opzicht, in zijn visie, de reactie van verweerder in het bestreden besluit II op de bezwaargronden ontoereikend was, is – ook als het om een complex dossier gaat – onvoldoende om te kwalificeren als een beroepsgrond.
Het beroep van eiser gericht tegen bestreden besluit II is in zoverre niet-ontvankelijk.
Beoordeling strafontslag
3. Verweerder heeft aan het ontslagbesluit ten grondslag gelegd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim en hem de volgende gedragingen verweten:
I. eiser heeft op 17 augustus 2017 stiekem met gebruikmaking van zijn pcb-account ingelogd op de computer van [eisers begeleider] en bestanden van hem geopend en geprobeerd de schuld van deze actie in de schoenen van [eisers begeleider] te schuiven.
II. eiser heeft op 18 augustus 2017 stiekem de externe harde schijf van [eisers begeleider] weggenomen en mee naar huis genomen en pas na herhaald aandringen bekend dat hij de schijf had weggenomen.
III. eiser heeft vier soorten onregelmatigheden gepleegd bij de verwerking van de onderzoeksgegevens van genoemde Oroboros experimenten.
4. Op grond van artikel 11.1, eerste lid, van de cao UMC kan de werkgever de medewerker die zich aan plichtsverzuim schuldig maakt een disciplinaire maatregel opleggen.
Op grond van het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets wat een goed medewerker in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Op grond van artikel 11.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de cao UMC kan de werkgever als disciplinaire maatregel ontslag opleggen.
Op grond van artikel 11.2.3 wordt de maatregel, behalve die van schriftelijke berisping, niet ten uitvoer gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij de werkgever bij het opleggen van de maatregel expliciet heeft besloten dat zij onmiddellijk ten uitvoer wordt gebracht.
5.1
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), bijvoorbeeld de uitspraak van 19 juli 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:2202), gelden in het ambtenarenrecht niet de strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn.
Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot disciplinaire bestraffing aanleiding kan geven, is voldoende dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de ambtenaar zich aan de hem verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt.
5.2
Verweerder heeft overwogen dat gedraging III het meest ernstig is. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aangegeven dat als deze gedraging weg valt het strafontslag vermoedelijk niet overeind blijft op grond van de andere twee tegengeworpen gedragingen. Dan is het subsidiaire ongeschiktheidsontslag aan de orde.
Voor de rechtbank bestaat daarom aanleiding eerst gedraging III te beoordelen.
Gedraging III
5.3
Voorafgaand aan de vakantieperiode heeft [eisers begeleider] eiser op 17 juli 2017 per e-mail verzocht de data over de Oroboros experimenten aan hem te overhandigen. Verweerder heeft toegelicht dat [eisers begeleider] op dat moment wist dat al de DLD-bestanden van eiser met de ruwe data van deze experimenten niet meer op de Oroboros meetcomputer stonden. Deze data heeft eiser niet voorafgaand aan zijn vakantie op 23 juli 2017 aan [eisers begeleider] verstrekt. Op 2 augustus 2017 heeft [eisers begeleider] tijdens de afwezigheid van eiser ingelogd op de computer van eiser met gebruikmaking van het gezamenlijk pcb-account. Hij heeft toen de map met data van de Oroboros experimenten van de C-schijf van het computeraccount van eiser gekopieerd naar een externe harde schijf. Ook heeft [eisers begeleider] toen twee Excel documenten van 7 en 17 juli 2017 van de harde schijf gekopieerd naar de Google Drive map op zijn eigen computer. In die documenten had eiser de data verwerkt van de Oroboros experimenten die hij had uitgevoerd.
Op 3 augustus 2017 heeft [eisers begeleider] [eisers leidinggevende] op de hoogte gesteld van deze actie.
Na de vakantie van eiser heeft op 17 augustus 2017 een werkoverleg plaatsgehad waarbij onder andere [eisers leidinggevende], [eisers begeleider] en eiser aanwezig waren. [eisers leidinggevende] vroeg eiser hoe de data van de Oroboros experimenten eruit zagen, waarna eiser een beschrijving heeft gegeven. Op de vraag van [eisers begeleider] waarom eiser dat niet eerder heeft verteld, zei eiser dat hij de data pas na terugkeer van zijn vakantie had uitgewerkt. [eisers begeleider] liet vervolgens de Excel documenten op zijn computer zien en heeft uitgelegd dat hij deze van eisers computer heeft gehaald. Daarop is het gesprek geëscaleerd. [eisers leidinggevende] heeft vervolgens met eiser een vervolggesprek gepland op 22 augustus 2017.
5.4
Eiser heeft op 17 augustus 2017 de ICT Servicedesk gemeld dat zijn computer is gehackt door [eisers begeleider] en heeft hij vragen gesteld over de mogelijkheid om met gebruikmaking van het pcb-account toegang te verkrijgen tot zijn privé-bestanden.
Tijdens het gesprek op 22 augustus 2017 heeft eiser tegen [eisers leidinggevende] gezegd dat hij geen data heeft achtergehouden voor [eisers begeleider]. Hij wilde de data eerst goed analyseren, alvorens deze te presenteren.
Vanwege de vakantie van [het afdelingshoofd] is een time-out van twee weken ingesteld.
Op 23 augustus 2017 heeft [eisers begeleider] ontdekt dat iemand op 17 augustus 2017 met gebruikmaking van het pcb-account zich toegang heeft verschaft tot zijn C-schijf en heeft [eisers leidinggevende] hierover geïnformeerd. Eiser ontkende desgevraagd dit te hebben gedaan. [eisers leidinggevende] heeft vervolgens eiser als [eisers begeleider] gesommeerd hun computers af te sluiten. [eisers leidinggevende] heeft daarna door medewerkers van de ICT afdeling nader onderzoek laten doen.
Kort daarna heeft [eisers begeleider] ontdekt dat de externe harde schijf uit zijn bureaulade was verdwenen en heeft hij van de vermissing melding gedaan bij de beveiliging.
Eveneens op 23 augustus 2017 heeft [eisers leidinggevende] de ordemaatregel genomen dat gedurende de werkweek [eisers begeleider] en eiser afwisselend aanwezig mochten zijn op de werkplek.
Op 25 augustus 2017 heeft eiser bekend dat hij de externe harde schijf van [eisers begeleider] heeft weggenomen. Deze externe harde schijf werd door eiser op 28 augustus 2017 in bijzijn van [eisers leidinggevende] ingeleverd bij de Information Security Officer.
Op 4 september 2017 heeft eiser op verzoek van [eisers leidinggevende], in het bijzijn van Aiken, desgevraagd vier labjournaals overhandigd. Deze hebben geen betrekking op recente Oroboros experimenten. Eiser heeft gesteld dat hij van de laatste experimenten geen labjournaals heeft bijgehouden, maar dat hij aantekeningen op de computer bij de data heeft gemaakt.
Op 5 september 2017 is eiser op non-actief gesteld en in de periode daarna zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Onder 1.4 zijn de verschillende rapporten waarin de resultaten van de onderzoeken zijn opgenomen opgesomd.
5.5
Ter zitting heeft [eisers leidinggevende] toegelicht dat de afdeling verder wilde met het onderzoek en dat in dat kader een heranalyse is uitgevoerd van de Oroboros experimenten die zijn uitgevoerd in de periode van 14 februari tot en met 21 juni 2017. Tijdens deze heranalyse zijn onregelmatigheden ontdekt die aanleiding gaven tot het opstellen van het rapport [eisers leidinggevende].
Via de IT-Security Officer van het Erasmus MC heeft [eisers leidinggevende] op 15 december 2017 het gecomprimeerde rar-bestand ontvangen met DLD files die door Riscon van de harde schijf van eisers computer zijn gehaald. De ruwe data per experiment zijn opgenomen in een DLD file (Oroboros files). Deze DLD files worden door het Oroboros meetsysteem gegenereerd en kunnen met bijbehorende software worden geanalyseerd. De DLD files met analyseresultaten zijn door eiser opgeslagen met dezelfde filenaam als de oorspronkelijke DVD file, maar met de toevoeging “A”. Daarnaast zijn de analyses van deze data door eiser verder uitgewerkt in een aantal chronologische en steeds verder aangevulde Excel files, die op het private gedeelte van eisers harde schijf waren opgeslagen. Deze Excel files zijn door Riscon via een beveiligde server eveneens ter beschikking gesteld aan [eisers leidinggevende].
[eisers leidinggevende] heeft de DLD-bestanden bekeken met de Oroboros data reader en de Excel files met eisers uitwerkingen van de Oroboros data bestudeerd, waarna bij hem twijfel ontstond of de uitwerking van de Oroboros experimenten wel correct was gebeurd. [eisers leidinggevende] heeft [eisers begeleider] vervolgens verzocht de dataset op grond van de voorhanden zijnde gegevens uit de DLD-files en de Excel files opnieuw te analyseren en de uitkomsten te vergelijken met de resultaten van eiser.
[eisers leidinggevende] heeft in zijn rapport geconcludeerd dat er sprake is van vier onregelmatigheden die verweerder vervolgens ten grondslag heeft gelegd aan gedraging III:
  • Weglaten/toevoegen van experimenten: eiser heeft tussen 14 februari en 21 juni 2017 ten onrechte bepaalde data van één experiment weggelaten en twee experimenten toegevoegd die buiten de serie van 18 experimenten vielen.
  • Niet gebruiken alle meetwaarden: eiser heeft in elk geval bij de berekening van de foutbalken bij 20 en 200 mmHg niet de uitkomsten van alle experimenten gebruikt.
  • Niet consistent uitvoeren van achtergrondcorrecties: eiser heeft de achtergrondcorrecties soms wel en soms niet gedaan.
  • Wijzigen van getallen: eiser heeft in elk geval bij drie experimenten (nummers 13, 15 en 18) het getal van de zuurstofconsumptie aan het einde van het experiment voor de komma handmatig gewijzigd.
[eisers leidinggevende] stelt in zijn rapport dat er een sterke verdenking is dat deze niet per ongeluk maar bewust fout zijn gedaan met het oogmerk om de onderzoeksresultaten in de eisers gewenste zin te beïnvloeden. Immers de onregelmatigheden hebben een “positief” effect op zowel het verloop van de curve als de grootte van de foutbalken. Ook wijst hij er op dat er nauwelijks documentatie is van de betreffende experimenten. Het bijhouden van goede en complete documentatie is een essentieel onderdeel van het uitvoeren van integer onderzoek.
[eisers leidinggevende] concludeert dat hij ernstige twijfels heeft over de integriteit van het door eiser uitgevoerde onderzoek.
5.6
De rechtbank is van oordeel dat verweerder gedraging III niet aan eiser heeft kunnen tegenwerpen. Daartoe acht zij van belang dat de gegevens waarop rapport [eisers leidinggevende] is gebaseerd en die aan de tegengeworpen gedraging III ten grondslag zijn gelegd door eiser nog niet ter beschikking waren gesteld en openbaar gemaakt. Zoals blijkt uit het dossier bevonden de (ruwe) data zich op de C-schijf van eiser en waren deze nog niet in deze vorm en omvang aan [eisers begeleider], [eisers leidinggevende], de afdeling of naar buiten gepresenteerd. Dat eiser al wel een curve met de hand zou hebben geschetst en er al na werd gedacht over verschillende hypothesen kan daar niet aan af doen. Eiser heeft van meet af aan consistent verklaard dat de gegevens nog niet klaar waren voor publicatie. Wat er ook zij van de constateringen over de inconsistenties in het onderzoek van eiser, niet uitgesloten kan worden dat de onderzoeksgegevens nog verder door eiser bewerkt en verwerkt moesten worden.
Verweerder heeft op onzorgvuldige wijze de beschikking over deze gegevens gekregen doordat [eisers begeleider] tijdens de vakantie van eiser, zonder vooraf gaande toestemming van zijn direct leidinggevende of eiser, op de C-schijf van eiser heeft ingelogd. Dat de gegevens eigenlijk niet op de C-schijf van eiser thuishoorden en [eisers begeleider] al meerdere keren om de gegevens had gevraagd kan aan het voorgaande niet afdoen, nu van een duidelijke dienstopdracht tot het overleggen van de onderzoeksgegevens voorafgaand aan de vakantie van eiser niet is gebleken.
Gelet op deze gang van zaken kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat eiser onregelmatigheden heeft gepleegd bij de verwerking van de onderzoeksgegevens.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verweten gedraging III niet voldoende vaststaat en daarom niet aan het strafontslag ten grondslag kan worden gelegd.
Gedragingen I en II
6.1
Zoals ter zitting namens eiser is bevestigd, betwist hij de gedragingen I en II niet, maar dienen zij volgens hem in een andere context beoordeeld te worden. De rechtbank stelt dan ook vast dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen I en II.
6.2
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of dit resterende plichtsverzuim, gedragingen I en II, gelet op de aard en de ernst ervan de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag zelfstandig kan dragen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De rechtbank ziet in de omstandigheden van dit geval redenen om de straf van onvoorwaardelijk ontslag te zwaar te achten. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat ook [eisers begeleider] zonder voorafgaande toestemming van eiser (dan wel van zijn direct leidinggevende) heeft ingelogd op de pc van eiser en dit pas achteraf heeft gemeld aan zijn leidinggevende. Hoewel ook onderzoek naar [eisers begeleider] is gedaan, is hij niet berispt voor deze vergelijkbare actie. Weliswaar zijn de omstandigheden iets anders en is [eisers begeleider] hierover eerder transparant geweest dan eiser, maar de verschillende acties moeten worden gezien in het kader van de verstoorde verhoudingen die tussen partijen bestonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gedragingen I en II, gelet op alle feiten en omstandigheden in dit geval, onvoldoende zijn om tot (zeer) ernstig plichtsverzuim te concluderen. Het onvoorwaardelijk ontslag van eiser kan dus niet in stand blijven.
6.3
De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I gegrond en vernietigt dat besluit voor zover daarbij het strafontslag is gehandhaafd. Het ontslagbesluit wordt in zoverre herroepen.
Beoordeling ontslag op andere gronden
7. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of het aan eiser subsidiair wegens andere gronden verleende ontslag in stand kan blijven.
7.1
Op grond van artikel 12.12 van de cao UMC kan de werkgever de medewerker met een dienstverband voor onbepaalde tijd ook eervol ontslag verlenen op andere gronden dan elders in dit hoofdstuk genoemd.
Op grond van het derde lid kan de werkgever in geval van ontslag als bedoeld in het eerste lid een regeling treffen waarbij de medewerker een uitkering ontvangt welke, gegeven de omstandigheden, naar het oordeel van de werkgever redelijk is te achten, met dien verstande dat de medewerker in elk geval recht heeft op een uitkering ter hoogte van de som van een uitkering krachtens de WW en de BWUMC. Eventuele toegekende WW- en BWUMC-uitkeringen worden op de uitkering in mindering gebracht.
7.2
Artikel 12.12 van de cao UMC voorziet voor medewerkers met een dienstverband voor onbepaalde tijd expliciet in de mogelijkheid van ontslag op andere gronden - waaronder ontslag wegens een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad kan een ontslaggrond als deze worden toegepast indien voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet van het bestuursorgaan kan worden verlangd, omdat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding of een in de loop van der tijd ontstane impasse die een vruchtbare samenwerking verhindert. Dit impliceert dat ten tijde van het ontslag duidelijk moet zijn dat herplaatsing elders binnen de organisatie niet mogelijk is of dat van verdere inspanningen daartoe geen resultaat te verwachten is.
7.3
Verweerder heeft in redelijkheid kunnen vaststellen dat de arbeidsverhoudingen dermate verstoord zijn dat van een normale samenwerking geen sprake meer kan zijn.
Uit het dossier komt naar voren dat de wijze van communiceren en het gedrag van eiser met name jegens zijn begeleider [eisers begeleider] sinds november 2016 onderwerp van zorg zijn geweest, waarbij van de zijde van verweerder op 1 december 2016, 9 maart 2017 en eind maart/begin april 2017 door [eisers leidinggevende] in gesprekken duidelijk is gemaakt dat eiser dit onderdeel van zijn werkzaamheden diende te verbeteren. In dit kader wijst de rechtbank ook op de
e-mailwisselingen, die zich in het procesdossier bevinden. Vanaf het werkoverleg op 17 augustus 2017 is de situatie verder geëscaleerd. Zoals onder 6.1 is geoordeeld staat vast dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen I en II. Eiser heeft stiekem ingelogd op de pc van [eisers begeleider] en zijn externe harde schijf mee naar huis genomen, beide acties aanvankelijk ontkend en hierover in strijd met de waarheid verklaard. Onder meer uit voorgaande acties kan worden afgeleid dat een vertrouwensbreuk is ontstaan, die ook in belangrijke mate aan eiser valt toe te schrijven. Weliswaar kan aan [eisers begeleider] ook een onrechtmatige actie worden toegeschreven met betrekking tot het inloggen op eisers pc tijdens zijn vakantie, maar [eisers begeleider] is kort daarna direct open over deze actie geweest tegenover zijn leidinggevende en tegenover eiser in het eerstvolgende gezamenlijke overleg nadat hij van vakantie was teruggekomen. Bovendien kon hij, wat hier verder ook van zij, deze actie verklaren uit de omstandigheid dat hij geen inzage in de onderzoeksresultaten van eiser kreeg en is middels onderzoek aangetoond dat hij hierbij geen privé-bestanden heeft geraadpleegd.
7.4
Gelet op het voorgaande is een onwerkbare situatie ontstaan en ook eiser heeft ter zitting erkend dat hij niet langer kan functioneren binnen de afdeling Anesthesiologie.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de ontstane vertrouwensbreuk en het voortbestaan ervan gelet op alle feiten en omstandigheden dermate voorspelbaar waren en de breuk zo ingrijpend dat van verweerder geen inspanningen meer hoeven te worden verwacht om de arbeidsverhouding te herstellen en eiser zo mogelijk elders binnen het Erasmus MC te plaatsen. [1]
7.5
Verweerder was dan ook bevoegd om eiser (subsidiair) op grond van artikel 12.12 van de cao UMC te ontslaan. Er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die leiden tot het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
7.6
Voor een ambtenaar die op voornoemde grond wordt ontslagen dient de raad van bestuur op grond van artikel 12.12, derde lid, van de cao UMC een regeling te treffen ter hoogte van minimaal de som van een uitkering krachtens de WW en de BWUMC.
Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 9 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO8173) kan de rechtbank slechts tot het oordeel komen dat een dergelijke uitkeringsregeling onvoldoende is, indien zou komen vast te staan dat de raad van bestuur een overwegend aandeel heeft gehad in het ontstaan en voortbestaan van de impasse die tot het ontslag heeft geleid. Voor een dergelijk oordeel bestaat, gelet op de overwegingen onder 7.3 geen aanleiding.
7.7
De slotsom is dat het aan eiser subsidiair wegens andere gronden verleende ontslag in stand blijft. De rechtbank ziet in het kader van definitieve geschilbeslechting aanleiding om zelf te voorzien en het ontslag op andere gronden aan eiser op te leggen.
Beoordeling schorsing
8. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 7 maart 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3512), is een concrete verdenking van plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat het niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen. Het besluit tot het treffen van een ordemaatregel wordt marginaal getoetst.
Een schorsing met behoud van salaris gedurende onderzoek in de aanloop naar een ontslagbesluit is niet ongebruikelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is naar aanleiding van de incidenten voldoende duidelijk dat verweerder een concrete verdenking had van plichtsverzuim waardoor aan de integriteit van eiser moest worden getwijfeld en het noodzakelijk in hem te stellen vertrouwen was geschaad. Verweerder heeft zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het onder die omstandigheden niet aanvaardbaar was dat eiser zijn werkzaamheden bleef verrichten. Het beroep van eiser tegen de handhaving van het schorsingsbesluit is dan ook ongegrond.
Conclusie
9. Omdat de rechtbank het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit I met betrekking tot het (straf)ontslag, gegrond verklaart, acht de rechtbank termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten in zaak ROT 19/2165. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 2.100,- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van (sinds 1 januari 2020) € 525,- en wegingsfactor 1).
10. Tevens dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit I met betrekking tot het ontslag, gegrond en vernietigt dit besluit voor zover daarbij het strafontslag is gehandhaafd;
  • herroept in zoverre het ontslagbesluit van 10 september 2018 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit I;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit II met betrekking tot het besluit afwijzing documenten, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit II met betrekking tot de schorsingsbesluiten, ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.100,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 174,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzitter en mr. E.J. Rutten en mr. M. de Rijke, leden, in aanwezigheid van mr. E. Naaijen-van Kleunen, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken. De uitspraak is gedaan op 10 april 2020.
griffier voorzitter
de griffier is verhinderd te tekenen de voorzitter is verhinderd te tekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijv ook Centrale Raad van Beroep van 31-1-2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ0237)